Als er nu één plaats is waar je eigenlijk niet moet zijn om te sparen, dan is het toch wel een herberg. Daar wil je alleen maar consumeren en plezier maken. Toch ten dele fout gedacht. Want sparen was de reden waarom, vooral mannen dan, in de vorige eeuw een café opzochten. Een taaie traditie, want ook vandaag zijn er in Knesselare nog een ten minste drie clubs (Bij Jona, Willem Tell en De Reisduif). En er werd ons gemeld dat er nog eentje hangt in de voormalige Stamina.
We starten met een zeldzame foto uit 1967, genomen ter gelegenheid van het jaarlijkse souper van de leden van de spaarclub bij Jozef Dancet in de Kloosterstraat. Dan bent u meteen mee. Tekst en info: Paul Verhoestraete.
Sparen was lange tijd iets wat enkel rijke mensen en gegoede burgers deden. In veel arbeidersgezinnen was het elke maand een strijd om financieel rond te komen. Aan een cent (letterlijk) opzij leggen hoefde zelfs niet gedacht te worden.
Onder andere door de opkomst van het socialisme werd arbeiderssparen geleidelijk aangemoedigd en ontstond er door het “collectief sparen” een vorm van groepssolidariteit. Bijstandskasten zoals ziekenkassen, werklozenkassen en pensioenkassen zagen het licht, dit alles om noodzakelijk hulp in crisissituaties te kunnen verstrekken.
Het cafésparen werd in diezelfde periode heel populair. Overal doken plots, vooral op initiatief van cafébazen, spaarkassen op.
Doel
De arbeiders ontvingen toen hun loon nog rechtstreeks “in de hand” uitbetaald. Het eerste wat ze dan veelal deden was met de zuurverdiende centen naar hun stamcafé trekken. Het was dus goed dat men niet alles ‘verdronk’.
Er ontstonden zo spaarclubs, een toch wel heel speciale reden voor vooral dan de mannen om nog maar eens op café te gaan. Maar het mag gezegd, het sparen werd ernstig genomen.
In een stevig gemaakte kast kreeg ieder lid van de spaarclub een genummerd vakje met gleuf toegekend waar geld kon ingestoken worden. De spaarders noteerden meestal zelf heel nauwkeurig hoeveel ze gespaard hadden.
Bij Jules en Jona
Bij Jona en Ronny in café De Sportkring hangt er nog een spaarkas en zijn er een zeventig spaarders. Jona doet nauwgezet de boekhouding en jaarlijks tijdens de oktoberkermis heeft de uitbetaling plaats van het gespaarde geld. Ook dit gaat meestal gepaard met een uitgebreide Brueghelmaaltijd.

De spaarkas van de ACW-vrienden links in het “De Kring”, toen uitgebaat door Jules Cooreman, uiterst links. (Foto Jozef Vanthuyne)
Hoe en waarom?
Gerard De Bleeckere, voorzitter van de Knesselaarse Cypriaanspaarclub in café De Reisduif vertelde ons daarover het volgende: “Iedere maand wordt de spaarkas geopend en wordt er per spaarder nauwgezet genoteerd hoeveel in ieder vakje gedeponeerd werd. Dit maandelijks geld wordt dan naar de bank gebracht, want daar is het veilig en brengt (bracht) het toch nog wat intrest op.
Wij vragen telkens minimum tien euro in het gleufje te stoppen. Heeft iemand niets gespaard de voorbije maand dan vragen wij vijf euro boete wat echter nu in coronatijden niet meer van toepassing is. Onze spaarkas telt tachtig vakjes en we hebben zowat honderd en tien leden waaronder enkele uit hetzelfde gezin, die sparen dan in hetzelfde vakje.
Ieder jaar, eind oktober, is er uitbetaling van het gespaarde geld. Dit gaat dan meestal gepaard met een etentje en daar wordt, zoals velen zouden denken, geen gespaard geld voor aangewend. De club zelf betaalt een groot stuk van het festijn met de lidgelden, de boetes en soms wat sponsorgeld. Er wordt gespaard om allerlei reden, voor de betaling van een autoverzekering, voor de aankoop van brandstof, het nakende huwelijk van een van de kinderen enzovoort.”
In de Willem Tell
In de Willem Tell bestaat nog de club Spaarkas Willem Tell. Josiane Meire zorgt er voor de administratie en de maandelijkse stand van zake. Ook voor de uitbetaling ter gelegenheid van een ledensouper in het lokaal, jaarlijks in november of december (aangepast aan de biljartcompetitie). De club telt 65 leden.
Vriendenclubs
In het huidige digitale tijdperk lijkt deze vorm van sparen totaal achterhaald. Toch verloopt bij de bestaande clubs alles heel ernstig. Er zijn bijna nooit problemen. Vroeger werden spaarkassen wel eens ‘gelicht’ op de vooravond van een kermis of carnaval, geld dat dan wel meestal gebruikt werd om te feesten. En kwatongen beweerden wel eens dat gewiekste cafébazen, die vaak initiatiefnemer waren van een spaarclub en dus aan de bron zaten, goede klanten drankschulden lieten opstapelen en dit dan lieten vereffenen bij de jaarlijkse uitbetaling.
Hoe dan ook, de spaarclubs waren altijd gezellige vriendenclubs die het samenkomen in hun stamcafé het meest van al op prijs stelden, een gewoonte die stilaan aan het verdwijnen is, maar waar ieder van ons meer dan ooit behoefte aan heeft. En dan mag sparen gerust een reden zijn om eens op café te gaan.
Ook in de Willem Tell hangt er nog een spaarkas. Daar hebben we geen beeld van.

Een twijfelgeval. Zat in collectie Jozef Vanthuyne, maar kan ook Aalter of Ursel zijn. Ondertussen is ons bevestigd dat dit in Ursel is, wellicht café ’t Hoeksken (info: Marc Dhooge)