Waar gaat u op vakantie? Knesselare een eeuw lang op weg naar elders

Goed honderd jaar geleden was vakantie alleen voor de elite. Trein en tram, en het gevecht van de kleine man voor zijn congé zorgden voor verandering. Een eeuw Knesselaarse vakantie in beeld. Een verhaal van onze fotoman.

Wikipedia leert ons dat het woord vakantie is afgeleid van het Latijnse vacantia, dat staat voor vrij zijn van verplichtingen, met andere woorden: vrije tijd.Vakantiereizen kwamen dan ook al bij de Romeinen voor, maar dan enkel onder de elite. Later, ongeveer in de zestiende eeuw, was de “Grand Tour” een vakantievorm voor de Europese adel en de gegoede burgerij . Bedoeling was vooral zich op cultureel maar ook op persoonlijk vlak te vormen.

De kleine man bleef ondertussen keihard werken, vrije dagen had hij nauwelijks. De elite dacht trouwens dat zij op vrije dagen toch niets anders zouden doen dan drinken en vechten. De zondagrust was sinds de vierde eeuw wel gebruikelijk.  Maar verder op stap gaan dan in de buurgemeenten – te voet of met paard en kar – was er doorheen de eeuwen voor de meesten nauwelijks bij, wegens geen geld en geen transportmiddelen.

Keihard werken, zes dagen op zeven (of meer), dat was eeuwen lang het lot van de arbeider (foto Eric Van Hulle)

In 1919 werd echter de arbeiderswet aangenomen waardoor iedere arbeider een achturige werkdag en een vrije zaterdagnamiddag en zondag bekwam. De grote bedrijven in het Antwerpse gaven hun arbeiders vanaf de jaren 1920 enkele dagen vakantie. Het spoor volgde in 1925 met “acht dagen vakantie”. Einde de jaren 1930 gaat de regering akkoord met zes dagen verplichte vakantie. Voor het eerst ook komt er vakantiegeld. In 1963 krijgen werknemers een derde vakantieweek, in 1971 een vierde.

Vóór 1919 werd van arbeiders gedacht dat zij in hun vrije tijd toch niets anders zouden doen dan drinken ( Foto Hooft)

Van een vakantieperiode was nog geen sprake maar van een vrije zaterdagnamiddag of zondag kon toch al genoten worden (foto M. Hooft)

Vakantie werd in de vorige eeuw stilaan dus toch een recht, maar ze nam aanvankelijk doorgaans de vorm aan van een familiebezoekje of ook wel eens een dagje aan zee. Om zich te verplaatsen beschikte men natuurlijk nog niet over een auto. De gelukkigen die eigenaar waren van een fiets – of er een konden ontlenen – verlieten al eens hun dorp.

Alhoewel de trein een enorme sprong voorwaarts was in de mobiliteit, was het omstreeks 1900 toch vooral de komst van de fiets en de tram die plots veel meer mensen toeliet al eens op stap te gaan naar Brugge of Gent.  Voordien zat er weinig anders op dan te voet of met paard en kar enige afstand te overbruggen.

Knesselare had het geluk dat “Kamielken”, de legendarische tram op de verbinding met Brugge, veel dorpelingen in staat stelde zich te ontspannen in het omliggende.

“Kamielken” bracht Brugge en Gent dichterbij.

1935 – Knesselaarse jongeren (onder andere Joris Speeckaert, Rudolf Geldhof….) nemen de eerste zwemlessen…veilig aan land (foto Dirk Speeckaert)

Omstreeks het midden van de vorige eeuw kon je ook met de camion of autocar op stap. Daar kon je ook al per bus of trein verder reizen, bij voorbeeld naar onze kustplaatsen. Het evolueerde nu wel snel, want er was geld te verdienen met almaar meer reislustigen. Hilaire Maenhout schafte zich een bus aan en organiseerde vanuit Knesselare busreisjes in het nog voor velen onbekende Vlaanderen.

Einde de jaren 1930… Met een stampvolle bus en onder de veilige begeleiding van koster Jean Baptiste Magerman en onderpastoor Aelterman werd het land verkend (foto Dirk Speeckaert)

Omstreeks het midden van de vorige eeuw kon je ook met een camion of autocar op stap. Daar kon je ook al per bus of trein verder reizen, bij voorbeeld naar onze kustplaatsen. Het evolueerde nu wel snel , want er was geld te verdienen met de steeds in aantal groeiende reislustigen. Hilaire Maenhout schafte zich een bus aan organiseerde vanuit Knesselare busreisjes in het nog voor velen onbekende Vlaanderen. 

Gerard Verhoestraete, Omer en Oscar Devreese, Remi Cooreman, Hilaire Veevaete en Maurits Hooft onder begeleiding van onderpastoor De Sutter op reis naar Lourdes (foto Godelieve Hooft)

De snel veranderende samenleving ontging ook ‘de kerk’ niet. Het duurde niet lang of plaatselijke geestelijken organiseerden zeer gewaagde reizen naar verre bedevaartsoorden. In de overtuiging dat zij hierdoor definitief hun hemel hadden verdiend reisden talrijke Knesselaarse jongeren over hobbelige en onbekende wegen naar het Franse Lourdes. Oostakker-Lourdes had afgedaan.

Met veertien Knesselarenaren in Lourdes. Sommigen met de petjes van de Vlaamse Jonge Wacht. Vermoedelijk vroege jaren 1930

Anderen zagen het nog avontuurlijker en gebruikten hun vakantietijd en vooral vakantiegeld om te genieten van de nieuwste technologie die eind jaren ’30 opgang maakte : vliegen als een vogel in de lucht. Een groepje moedige Knesselarenaren onder leiding van Alberic Van Hooreweghe vlogen van het Knokse vliegveld tot in Knesselare. Op de Plaats stond men toen urenlang te wachten om het eenmotorige vliegtuigje enkele toertjes rond de kerktoren te zien maken.

We herkennen onder andere Richard Van Ryckeghem, Hilaire Maenhout, Ursmar Cornelis, Alberic Van Hooreweghe en Raymond Martlé (foto Paul V.)

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd reizen natuurlijk minder evident, maar meteen na de oorlog werd meteen meer dan ooit tevoren gereisd. Men bezocht de landingsplaatsen in Normandië, de bunkergordels in onze kustduinen tot zelfs de vernielde dichtstbijzijnde Duitse steden zoals Aken en Keulen.

De Knessselaarse ‘vrijersclub’ bezoekt een WO II monument circa 1950 (Foto M. Hooft)

De nieuwe technologieën die de Amerikaanse bevrijders meebrachten zorgden al snel voor nieuwe vervoersmiddelen en de meer comfortabele reisbus kwam nu vlug in beeld.  César Blancquaert richtte zich met zijn busbedrijf op toeristenvervoer en organiseerde vakantiereizen naar onder andere Zwitserland en Oostenrijk.

Theophiel Blancquert startte in de jaren ’30 met zijn busbedrijf maar zijn zonen César en Gerard legden zich meer en meer toe op toeristenvervoer. (Foto Hooft)

Stilaan maakte de auto zijn opmars en omdat hotels nog vrij zeldzaam en ook relatief duur waren, schaften velen zich een caravan aan. Knesselare heeft daar enorm van geprofiteerd. Niet alleen bezaten veel dorpelingen een caravan, ze werden hier ook in grote getale geproduceerd. Caravan de Reu liet ze vooral in de jaren ’60 in steeds hoger tempo van de lopende band rollen.

1964 : het industriële paradepaardje van Knesselare : Caravan De Reu (foto Hooft/J.Vanthuyne)

Natuurlijk was de tent ook een favoriet campingverblijf, zeker voor kinderen. Voor hen werden ook speciale kinderkampen georganiseerd, soms wel eens met een politiek tintje. Ook de KSA, al  voor de Tweede Wereldoorlog, en later de Chiro organiseerden voor de Knesselaarse jeugd volop kampen en reisjes. Gewoon even weg zijn van huis, eind jaren ’60, dat was pas revolutionair.

Stoere Knesselaarse binken van de KSA veroverden een bergtop in Oostenrijk (met onder andere Johan Gussé, Geert Van Ryckeghem, Jan Magerman, Daniël De Spae, Louis Van de Steene, Jan Van de Casteele, Geert De Vos, Karel Van Poucke, Eric De Jaeghere en Ronny Wittouck)(foto Jan VdC)

Origineel?

Tegenwoordig moet men het al heel ver zoeken om nog eens op een originele manier de vakantie door te brengen. Alle mogelijkheden om dit te doen zijn voor de meeste mensen wel aanwezig. Er is voldoende vrije tijd, er zijn voldoende financiële middelen en auto, trein en vliegtuig zijn altijd en overal beschikbaar.

Nieuwe vakantievormen bieden zich aan als reactie op het massatoerisme. Twee weken hulp bij de druivenpluk in Frankrijk, de oogst helpen binnenhalen op een boerderij in de Westhoek, zoveel mogelijk muziekfestivals bezoeken in binnen- en buitenland, sporttornooien zoals het WK als trouwe supporter ter plaatse volgen… De wereld werd een dorp.  Of toch een beetje.

Paul Verhoestraete

 

Vakantie op de boerderij, terug naar de natuur. Het hoeft niet ver te zijn, het is gezond en héél leerrijk.