Was hij de eerste professor van Knesselare? Voor zover wij weten wel. Jozef T. Devreese, prof. em. dr. Universiteit Antwerpen en Technische Universiteit Eindhoven, werd hier geboren in 1937.Een wetenschapper met een groot hart voor cultuur. En voor zijn geboortedorp.
Jozef Devreese is de zoon van Oscar Devreese en Maria Van Nieuwenburg en woonde hier in Knesselare in de Molenstraat. Als kind wou hij al sterrenkundige worden, “mede geïnspireerd door de lessen van meester André van Hooreweghe, en door de fascinatie door de sterrenhemel die hij uit Knesselare (bijv. uit de velden van Langedonk) kon zien. Uiteindelijk werd hij professor en doceerde hij vakken die de meesten van ons onbegrijpelijk of complex zullen vinden. Jozef woont momenteel in Antwerpen:
Waar denk je spontaan aan als je ‘Knesselare’ hoort?
Aan mijn familie en haar geschiedenis. Aan vrienden, vriendinnen en kennissen uit Knesselare. Aan de Lagere School en aan de kerk waar ik 3 jaar misdienaar was en waar ik ook op een zondag het orgel mocht bespelen (met o.a. werk van J.S. Bach). Aan toneeluitvoeringen o.l.v. meester van Ryckegem, (o.a. Les fourberies de Scapin van Molière). Ook denk ik aan de avond-voordrachten in de Rederijkerskamer Sint-Elooi, met als voorzitter Maurice Hooft.
Welke figuur/ figuren in het Knesselaars onderwijs heeft/hebben voor jou iets betekend?
Alle leerkrachten in de Knesselaarse jongensschool heb ik als zeer degelijk ervaren. Meester André Van Hooreweghe heeft bij mij o.a. interesse gewekt voor de sterrenkunde door zijn uitleg over de beweging van zon, maan en andere planeten.
Wat zijn je leukste herinnering aan Knesselare?
Er zijn tal van leuke herinneringen. Toen ik 4 of 5 jaar was, viel ik in een looiput van onze leerlooierij en zonk zowat drie meter diep in deze put vol looistof. Ik werd op het nippertje gered door mijn oom Maurits, en dat blijft een belangrijke goede herinnering, alhoewel de ervaring schrikwekkend was. Sommige lessen in de Jongensschool, vooral initiatie in de wiskunde, over het zonnestelsel en de soms zeer fantasierijke verhalen in de lessen geschiedenis (bijv. rond de Guldensporenslag) boeiden zeer. Tijdens het verlof waren er de wandelingen en fietstochten samen met mijn vriend Frans Vanthuyne, toen we studenten waren . We spraken o.a. over filosofie, tot en met beschouwingen over solipsisme. Frans werd een uitmuntende leraar.
Ik bewaar ook mooie herinneringen aan kunstschilder Edgar Locks. Hij leerde mij niet enkel schilderen. Dank zij hem leerde ik o.a. ook schaken. Hij had een brede culturele achtergrond wat veel gesprekken waardevol maakte. En aan Hubert Van Hooreweghe die onze jeugdleider was bij de KSA. Hubert was een charismatische persoonlijkheid.
Ook met Henri Van Hooreweghe, jongere broer van Hubert, had ik een goede band. We zaten zes jaar in dezelfde klas in het college van Eeklo en ontmoetten elkaar nadien gedurende meerdere jaren af en toe aan de KULeuven, als student. Henri was een jaar ouder dan ik, en wilde me af en toe ook goede raad geven. Henri was de persoon uit Knesselare waarmede ik het meest tijd samen doorbracht; als intern zes jaar in dezelfde klas, dezelfde speelplaats, en we waren dan tevoren nog zes jaren in dezelfde jongensschool in Knesselare. Dat Henri , die huisarts werd in Drongen, zo jong overleed is een drama.
Zou iets je ertoe aanzetten ooit opnieuw in Knesselare te komen wonen?
Gedurende het groot verlof in een bescheiden huis logeren in Knesselare ware een optie. Liefst in landelijk gebied zoals Drongengoed, Langedonk, of nabij Flabbaert. Dat zou ook gemakkelijk toelaten naar Brugge en naar Gent te rijden waar talrijke hoogstaande culturele en artistieke evenementen plaatsvinden. En Knesselare biedt gezondere lucht dan een stadsomgeving.
Mocht je een standbeeld voor iemand mogen plaatsen in Knesselare, aan wie zou je dan denken en waarom?
Zonder aan een standbeeld te denken kunnen we in Knesselare mensen met bijzondere verdiensten aanwijzen, zoals Maurits Devreese, die er 36 jaar burgemeester was. Tijdens zijn rede bij zijn inhuldiging zegde hij o.a.’ “Ik heb geen vijanden, ik wil er geen en ik zal er geen hebben”. Een uitspraak die me zeer bijbleef.
Wat vind je van het Knesselaars dialect en spreek je het nog?
Ik vind het Knesselaars dialect pittig. Wel verkies ik het ABN waarvoor ik reeds ijverde als leerling in het college van Eeklo, samen met o.a. Sam Landuyt, Wilfried Dumon, Wilfried Martens, Nand Vanden Kerchove. Een paar favoriete dialectwoorden? Een ketser (die graan ophaalt), een lochtink (groentetuin), een kloef (klomp), toaten (aardappelen)
Einde dit jaar zal de fusie van Knesselare met Aalter een feit zijn. Wat vind je daarvan?
Gevoelsmatig ben ik de fusie genegen. Mijn vader werd geboren in Knesselare, mijn moeder in Aalter. Een zekere complementariteit van Knesselare met Aalter is eveneens een troef.
Liefde voor taal en cultuur
Jozef Devreese probeerde als academicus ook een rol te spelen in het debat over de verengelsing van ons (hoger) onderwijs, dat vandaag opnieuw oplaait. Hij schreef hierover opiniestukken in De Standaard, De Tijd en andere publicaties. Hij sprak met gezag, gezien zijn ervaring in zijn onderzoeksomgeving. In De Standaard (‘Meer Engels? Nee, meer excellentie’, 2008) schreef hij dat het invoeren van ‘meer Engels’ om buitenlandse studenten aan te trekken, de verkeerde medicatie was. “Het juiste medicijn bestaat erin de wetenschappelijke excellentie op te drijven.” “Indien het hanteren van het Engels als onderwijstaal voor de student de beslissende factor zou zijn, dan zou hij uitsluitend naar Angelsaksische landen gaan studeren”, gaf hij mee. “Op vlak van het Engels kunnen we ons niet meten met Oxford of Cambridge, maar op sommige vakgebieden kunnen we ons wel meten met de beste universiteiten”. Hij verwees ook naar onderzoek in Nederland waaruit bleek dat “de kwaliteit van het onderwijs dertig procent daalt als Nederlandse docenten in het Engels les geven”.
Prof. Devreese wees erop hoe de Vlamingen geprezen werden om hun talenkennis. Vlamingen kunnen op allerlei internationale fora zeer goed met de Engelse taal overweg. Een te uitgebreid gebruik van het Engels in de opleiding zou volgens hem leiden tot een verschraling van het Nederlands.
Ben je vandaag, een tiental jaar later ondertussen, nog altijd bezorgd over die thematiek? En hoe zie je dat evolueren?
De zorg voor het Nederlands blijft nodig. ‘Taal is meer dan taal’. De moedertaal schept een waardevolle band tussen degenen die haar spreken. In de moedertaal kunnen we ook dieper en precieser denken en dat is cruciaal voor het creatieve proces en voor het basis leerproces. Natuurlijk moeten we ook andere talen beheersen om bij te dragen tot de internationale communicatie
Valt het in kort bestek uit te leggen (voor leken) waar je in je leven als professor en wetenschapper mee bezig bent geweest? In Uilenspiegel (toen al, begin jaren 1980) werd vermeld dat je – toen al – met een Supercomputer bezig was.
(en nu even doorbijten…) Mijn wetenschappelijk werk betreft de kwantumtheorie van de ‘gecondenseerde materie’. Uitgaande van de interacties tussen atoomkernen en elektronen (en van de interacties kern-kern en elektron-elektron enz..) berekenen we daarbij macroscopische eigenschappen van o.a. vaste stoffen en vloeistoffen..De fundamentele eigenschappen van halfgeleiders, supergeleiders, isolatoren…komen daarbij aan bod. Dit soort onderzoek maakt veelal gebruik van geavanceerde computerberekeningen en gebeurt veelal in teamverband.
Je speelde en speelt muziek en hebt een grote culturele interesse. Welke kunstvorm spreekt je het meest aan?
Muziek en schilderkunst spreken mij het meest aan. J.S. Bach vind ik de hoogste creatieve schepper tot vandaag. Ook de schilderkunst spreekt me zeer aan; Van Eyck, Bruegel, Rubens.
Ben je een reiziger en zo ja, waar trek je (vooral) naartoe?
Als fysicus ben je dikwijls op reis naar buitenlandse collegae en hun instituten, naar congressen…. vooral in de USA, Europa, Japan.. Dat is boeiend maar ook fysisch belastend.
Welke maatschappelijke problemen raken u het meest?
Armoede en ziekte, in het bijzonder als gevolg van oorlog, vervolging…..
Na een lange carrière en een al aardig lang leven: wat kan je héél gelukkig maken?
De familie, inclusief kinderen en kleinkinderen. Of het welslagen in hun werk van oud-studenten of medewerkers.