Knesselares beste coureur Jozef Timmerman overleden

Jozef Timmerman is vorige zaterdag 10 maart thuis overleden. Jef werd geboren in 1941 en was een verdienstelijk beroepsrenner. Hij wordt op vrijdag 16 maart 2018 om 11 uur begraven in de Sint-Willibrorduskerk. Een uitgebreide terugblik op zijn carrière, met voorop een tekst van Luc De Muynck.

Hommage aan onze wielerkampioen Jozef Timmerman

Op vrijdag 16 maart om 11u neemt onze parochie afscheid van de grootste naoorlogse beroepsrenner die ons dorp gekend heeft: Jozef Timmerman. Familie en vrienden wisten dat het niet zo goed ging met de verzwakte longen van Jozef, maar dat het zo’n vaart zou nemen had niemand verwacht. En toch… vorige zaterdagmorgen vonden vriend Ronny Verbeke en dochter Josephine het levenloze lichaam van Jozef in zijn huisje in het Hemelrijk. De definitieve eindmeet was bereikt.

De jongere generaties kenden Jef enkel als de stille, rustige man die graag aan de toog en met een pintje binnen handbereik een praatje sloeg met de vrienden. Zijn favoriete gesprekken gingen nog steeds over het huidige wielrennen, maar ook over reizen, de natuur, koken en tuinieren. Nooit het ene woord luider dan het andere en echt een gezellige man om een babbeltje mee te slaan. Luisterbereid, raad gevend, hulp biedend waar het kon. En altijd doorspekt met de droge humor die eigen was aan Jef. En wat was hij blij als hij zijn zelfgekweekte groentjes kon delen met familie en vrienden!

Alhoewel Jozef vooral bekend werd als wielrenner begon hij nooit zelf over zijn ervaringen als coureur. Zelden kon je hem hierover aan de praat krijgen. “Voorbij is voorbij” was zijn motto hieromtrent. En toch mocht hij ontzettend fier zijn op wat hij met de fiets bereikt heeft. Dankzij zijn zus, die de uitslagen bijhield, kunnen we toch een mooi overzicht geven van zijn loopbaan. Ook het dubbelinterview met Erné De Blaere dat verscheen in het boek “Over Knesselare gesproken. Babbels in de aders van ons dorp” van Jan Van de Casteele geeft een mooi inzicht in de opbouw van en de motivatie voor zijn carrière.

Jef ontdekte dat hij talent had tijdens de dagelijkse fietstochten naar de vakschool in Brugge. Met gezellen als André Claeys, Hubert Martlé en Gilbert Van Heyste werd er regelmatig een “koerske geplaceerd”. Zelfs op zijn gewone fiets konden ze hem er niet af krijgen! Jef besloot zijn kans te wagen in het “echte” wielrennen in 1957.

Eerst met een geleende fiets en dan met een tweedehandsfiets, gekregen van zijn vader. Als bedanking reed Jozef hier van de eerste keer een tweede plaats mee bij de onderbeginnelingen in Meigem en de volgende koers won hij al in Beernem. Van een start gesproken! Maar toen al bleek wat Jef kon, maar ook niet kon. Als hardrijder niet te evenaren, maar geen eindschot. Vandaar dat hij bij zijn meeste overwinningen solo over de meet kwam.

Bij de onderbeginnelingen en beginnelingen won Jef 29 koersen en zijn podiumplaatsen waren ontelbaar door dat gebrek aan spurt.

De grote doorbraak kwam er bij de liefhebbers en de onafhankelijken, vanaf 1960. Tijdens zijn legerdienst werd hij kampioen van de Luchtmacht. Intussen had hij al veel bekendheid verworven in de wielermiddens en talrijke selecties voor buitenlandse koersen waren hiervan het gevolg. Jef reed de zware Vredeskoers (6de) , de Ronde van de Toekomst (26ste), de Ronde van België (2de) en de Ronde van Marokko (1964). Die laatste kon Jozef nooit verliezen, maar de plaatselijke politie liet in de afsluitende tijdrit de Marokkaan El Gourch achter hun moto’s stayeren en Jef was gezien! Waarschijnlijk uit eerlijke schaamte werd Jef op het paleis van de Marokkaanse minister van Sport ontvangen en kreeg hij een reusachtige zilveren theekan als geschenk.

Intussen had Jef ook de Omloop Het Volk voor onafhankelijken gewonnen (1963). Maar vooral als ronderenner was hij waardevol. Een contract als beroepsrenner was het logische gevolg. Hij kon aan de slag bij Wiels-Groene Leeuw met Gilbert De Smet als kopman voor de ronden en Benoni Beheydt als wereldkampioen voor de ééndagswedstrijden. En hij werd van de eerste keer naar de Tour gestuurd om zijn kopman te steunen. In de 14de rit kwam Jef in een ravijn terecht en moest noodgedwongen opgeven . In 1965 kwam hij terug naar de Tour en in de 4de rit kluisterde hij gans Knesselare aan het beeldscherm met een solo van 140 km. Op 20 km van de streep werd hij gevat en Edgard Sorgeloos ging met de bloemen lopen.

Jef reed alle grote ronden meerdere keren: de Tour, de Giro, de Vuelta. Telkens ten dienste van en altijd met een grote  onverbiddelijkheid om zijn kopman te steunen. Hij reed ook alle klassiekers, maar zijn lievelingsklassieker Milaan-San Remo zal hij komende zaterdag niet meer meemaken. Jammer toch.

Aan het slot van zijn loopbaan reed Jef nog vier seizoenen bij Willem II met o.a. Rik Van Looy, Harm Ottenbros en Rini Wagtmans. In de laatste Tour die Van Looy reed deed Jef nog eens zijn bravourestukje over: een solo van 180 km met maximale voorsprong van 18 minuten. Op 50 km van het einde was het sprookje voorbij en Eric Leman won de rit.

Zonder tegenslagen had Jef er waarschijnlijk nog een paar jaar kunnen bijdoen, maar uiteindelijk had hij zijn doel al bereikt: een groot deel van de wereld zien, dankzij zijn fiets. En dat als superknecht van o.a. drie wereldkampioenen Beheydt, Van Looy en Ottenbros.

Na zijn loopbaan bleef Jef hetzelfde motto aanhouden: ten dienste van iedereen die hem dierbaar was! We zijn dankbaar dat we je mochten kennen Je mag trots zijn op wat je bewerkstelligd hebt, Jozef.

Luc De Muynck

Hier nog een link naar het artikel Onze jongens op twee wielen 2011 Met Jef en Erné fietste Knesselare de grens voorbij‘, verschenen in onze publicatie ‘Over Knesselare gesproken. Babbels in de aders van ons dorp‘ (2011) en een interview afgenomen door Paul Verhoestraete in 2008.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Jozef Timmerman, Kloosterstraat 57

(interview 2008, Paul Verhoestraete)

Rond mijn vijftiende jaar reed ik iedere dag met de fiets van Knesselare naar de vakschool in de Bouveriestraat te Brugge. Wij waren met een hele bende, onder andere André Claeys, Gilbert Van Heyste, Lucien Taghon, Hubert Martlé enz…. Onderweg kwamen daar nog jongens van Oedelem bij. Sommigen reden met een koersfiets maar ikzelf met mijn gewone fiets kon goed mee, zodanig goed zelfs dat zij mij konden overtuigen eens deel te nemen aan een koers voor onderbeginnelingen. Met een van Antoine De Muynck geleende fiets reed ik mijn eerste wedstrijd in Hansbeke. Ik werd 13e op 52 en had zelfs nog een prijs : 25 frank!

Kort daarop reed ik opnieuw met een geleende toeristenfiets, ditmaal wel al met koersstuur, een wijkkermiskoers in Knesselare. Mijn ouders waren er nu van overtuigd dat ik talent had en kochten mij een echte koersfiets waarmee ik onmiddellijk een 2de prijs reed in Meigem. De volgende wedstrijd op de Gevaerts in Beernem won ik. Ik was ‘vertrokken’. Er volgden heel wat wedstrijden.Bij de nieuwelingen (16jaar) won ik een 15-tal wedstrijden en bij de liefhebbers (amateurs) 21, waaronder een rit in de Ronde van België, waar ik bovendien 2de in de eindstand werd. Ik reed toen al in de ploeg Reno-Kint van ploegleider Marcel Kint. Na mijn legerdienst nam ik opnieuw de draad op, ditmaal als onafhankelijke, een klasse tussen liefhebbers en beroepsrenners. We mochten wedstrijden met beroepsrenners meerijden en mijn goede prestaties vielen blijkbaar op want ik kreeg een aanbieding bij de Groene Leeuw-ploeg van Berten de Kimpe. Daar was Gilbert Desmet kopman voor het rondewerk en Benoni Beheyt voor eendagsritten. Ik was nu gekomen waar ik moest zijn. Ik bleef beroepsrenner tot mijn 29e jaar.

Waren je ouders gelukkig met je keuze?

Vader wel maar moeder niet, ook al deed ze alles om mij te steunen. Ze was vooral bang dat er mij iets zou overkomen. Ze kwam nooit kijken naar een koers, enkel toen ik later beroepsrenner was keek ze naar de tv-reportages. Vooral mijn broer en zusters waren blij met mijn keuze. Dank zij mij konden ze immers als supporters veel meegaan (of was het uitgaan?) naar plaatsen waar ze anders nooit zouden komen.

Wie waren tijdens je lange carrière je beste vrienden/ploegmaten

Meestal werden je kamergenoten tijdens de grote wielerronden je beste vrienden. Zo was er de Nederlander Jo De Roo maar ook Frans Verbeeck en Gust Verhaegen.

Wie waren de belangrijkste kopmannen met wie je hebt samen gereden?

Dat waren Benoni Beheyt en Rik Van Looy. Een kopman eiste dat je volledig in zijn dienst stond, je moest je er echt voor opofferen. Deed je dat niet, dan mocht je een contractverlenging vergeten. Enkel op kermiskoersen mochten we onze eigen gang gaan, als zij zelf niet meereden of zelf eens een mindere dag hadden.

Wat is je vooral bijgebleven van de Ronde van Frankrijk?

De Ronde is een enorme organisatie, als renner maakt dat een grote indruk op je. Ik ben gestart in drie ronden en heb ook twee keer de Tour de l’Avenir gereden, welke toen op hetzelfde moment als de grote Tour werd georganiseerd. Ik heb als Tourrenner Frankrijk doorkruist en veel gezien maar een toerist ben je zeker niet. Rijden in de bergen is een unieke ervaring maar het is vooral afzien!

Was je in bepaalde omstandigheden soms bang op de fiets

Ik was niet rap bang, alleen in de bergen kon het soms echt gevaarlijk zijn, zeker bij afdalingen en bij regen. Vergeet niet dat ik nog reed in de tijd toen afdalingen soms op ‘gravé-banen’ moesten gereden worden. In de Pyreneeën heb ik ooit een zeer gevaarlijke afdaling gedaan in dikke mist. Ik kon mij enkel richten op de achterlichten van een moto of auto, voor de rest zag ik niets. En dat met al die gevaarlijke bochten en ravijnen!

Wat was voor jezelf de mooiste overwinning?

Als beroepsrenner de semi-klassieker in Auvelet maar ook de overwinningen voor eigen volk in mijn eigen gemeente. Vooral voor de supporters waren dat onvergetelijke momenten.

Wat was uw grootste kwaliteit, uw grootste sterkte als renner?

Ik was een harde doorzetter, opgeven stond niet in mijn woordenboek.

Je was ooit virtueel leider in de Ronde van Frankrijk. Knesselare stond toen op zijn kop. De reporters op de radio prezen je werkkracht, je noeste inzet. Heb je daar zelf mooie herinneringen aan?

Positief was in iedere geval dat ik er mij blijvend mee in de belangstelling heb gefietst.

In de Cogétama-sigarenfabriek mochten ze zelfs tijdens de radio-uitzending een tijdje het werk neerleggen om de verslaggeving van mijn ontsnapping goed te kunnen volgen.

Het was in feite niet de bedoeling om zo vroeg in de rit er alleen op uit te trekken. Er kwam echter niemand mee en ik deed dan maar alleen verder, al wist ik maar al te goed dat doorgaan tot het einde onmogelijk was.

Aan welke periode uit je rennersloopbaan heb je de beste, mooiste herinnering?

Als liefhebber reed ik veertien dagen in de leiderstrui van de Ronde van Marokko en behaalde tevens twee ritoverwinningen.  Ik was nog jong en door het deelnemen aan die ronde kwam een grote wens in vervulling. Ik wou koersen om ‘de wereld’ te zien. Op school was aardrijkskunde altijd al mijn geliefkoosd vak geweest. Ik hoorde van Briek Schotte die koersen in Italië reed en zag in dat ik ook die weg moest gaan om mijn doel te bereiken. Mijn eerste grote  buitenlandse reis met het vliegtuig werd dus Marokko waar ik drie weken verbleef en achttien ritten reed. We sliepen in tenten in de Sahara, ik zag het Atlasgebergte, maakte zandstormen mee, leefde onder extreme temperatuurverschillen, vijfenveertig graden overdag, nul graden ’s nachts. Het waren unieke belevenissen die ik dank zij  mijn rennerscarrière heb kunnen meemaken.

Ik reed alle grote ronden : de Tour de France, de Giro, de Vuelta…en alle grote klassiekers. Een heel mooie herinnering heb ik ook aan mijn vierde plaats in de eindstand van de Ronde van Luxemburg die ik behaalde onmiddellijk na mijn overstap naar de beroepsrenners.

Voor welke renner heb je de grootste bewondering?

Als sportman zonder enige twijfel Eddy Merckx, hij was de absolute top. Hij wou iedere koers waar hij aan deelnam winnen.

De grootste als sportman én als mens was  Jacques Anquetil. Hij was een heel joviale man met een groot inzicht in de koers. Hij was een grote vedette maar ging altijd vriendelijk met ons om.

Ben je tevreden over de totaliteit van je carrière. Mocht je herbeginnen, zou je dan hetzelfde doenIk zou zeker terug kiezen voor het koersen. Grote schatten heb ik niet verdiend maar het was voldoende. Het heeft mij gegeven wat ik wou, namelijk kunnen reizen, als jongen van Knesselare de wereld ontdekken. Het heeft mij ook gehard. Ik durfde reizen terwijl dat in die tijd bijlange nog niet zo evident was. In de jaren zestig van vorige eeuw namen wij al heel gewoon het vliegtuig, naar Marokko, Praag, Spanje enz…Om deel te nemen aan wedstrijden reed ik met de auto dwars door Parijs, naar Milaan en nog zoveel meer buitenlandse bestemmingen.

Jammer genoeg had ik op vijfentwintigjarige leeftijd een enorme tegenslag toen ik mijn arm met een kettingzaak ernstig kwetste. Ik was één jaar op de sukkeltoer en had nadien nooit meer diezelfde kracht als voorheen om ‘mij op gang te trekken….’ Toch reed ik nog vier jaar lang bij Willem II, de ploeg van kopman Rik Van Looy.

Wie waren je trouwste supporters?

Jarenlang had ik een trouwe supportersclub die mij zoveel mogelijk hielpen en steunden om mijn carrière uit te bouwen. Vooral de supporters en verzorgers die mij steeds vergezelden op verplaatsingen ben ik bijzonder dankbaar. Ik denk dan aan Marcel Roose, Gilbert De Bruyne, Wilfried De Vliegher,Erik Carrette….

Zit je nu nog wel eens op de fiets om een ritje te doen?

Neen, nooit meer. Ik neem enkel nog de fiets om naar de bakker te rijden. Ik mis het helemaal niet. Ik heb het geluk dat ik mijn gewicht probleemloos onder controle kan houden.

Heel het wielergebeuren heeft een grote evolutie gekend. Wat valt je daarbij op?

Vooral de verzorging op vlak van materiaal en medische begeleiding is enorm geëvolueerd. Om maar één voorbeeld te geven : wij kregen destijds drie koersbroeken om heel de Ronde van Frankrijk mee te rijden. De beste renners kregen er iedere dag een andere. We reden vaak op heel slechte wegen, verschrikkelijke kasseien en zelfs paden met ‘asse’ bedekt.  We vielen dan ook regelmatig plat. We hadden altijd een reservetube bij en moesten die bovendien zelf opleggen als de materiaalwagen niet tijdig kwam.

Welke goede raad zou je uit eigen ervaring aan jonge beginners willen geven,

Aan sport doen is hoe dan ook zeer goed. Wil je echter wielrenner worden dan moet je bereid zijn grote opofferingen te doen. Je moet er echt voor leven en vooral beseffen dat je  mooie jaren van je leven volledig aan de sport moet wijden en dus één en ander zult moeten missen.

Je moet je honderd procent inzetten, anders lukt het niet meer. Vroeger reed iedereen met de fiets, het kon niet anders. Naar Brugge of Gent rijden met de fiets, naar school of voor het werk, was niet zo uitzonderlijk. Je werd gehard. Uit die groep kwamen de besten die na verdere doorgedreven selecties kans kregen om van koersen hun beroep te maken.