Vorig najaar publiceerden we zes afleveringen van de rubriek ‘Het taalken van ons vader en ons moeder’, uit de collectie van het blad Uilenspiegel (1880-1886). Zoals toen gemeld hernemen we vandaag met een nieuwe reeks uit een (oude) collectie van Paul Verhoestraete. Wat extra duiding komt uit het Meetjeslands Dialectwoordenboek van Erik Wille e.a. (DW)
(H)ardie – “Dat as een (h)ardieje”: Ze heeft karakter, ze laat zich niet doen
Einzig, ijnzig – hij loopt einzig, hij loopt slechtgezind (ook ‘vies’)
Fik – ” ‘t Es een echt fik, een fik van een jonk”; ‘t is een echt kwelduiveltje, een vervelend iemand
Tjiepmuile: iemand die snel weent (ook: een blitmuile, een bleiter)
Flimpe – flimpe sloan: in flimpe vall’n, bewusteloos vallen (persoon) in duigen vallen, scheef vallen (voorwerp)
Bieze(n)route – “Hij es de bieze(n)route in”: Hij is weg (ook: ‘hij es de piest’ in)
Garantie – “Hij es da garantie vergeet’n: hij is dat waarschijnlijk vergeten
Bataclan(g) – “Mee heel den bataclan(g)”: heel de hoop (ook: heel de ‘sierk’
Grad – “‘k zij da grad vergeet’n”: ik ben dat helemaal vergeten
Scheirdig – “Hij ziet er scheirdig uit”… “Zue ne scheirdigen auto geroakt noeit deur de keuringe”: mager en onwel (persoon), verhakkeld (voorwerp)
Een inte – “Iemand een inte geven: iemand op een geniepige wijze iemand pijn doen; iemand een klap geven
Klewieren- “Hij ligt te klewieren van ‘t zeer”: Hij ligt te kronkelen van de pijn
Konte – “ ‘t Zal ui konte voar’n”: ‘t zal niet zijn zoals je denkt
Beuerik: “Komt die’n beuerik uek?”: een onaangenaam iemand
Een goele – “Een dwoaze goele”: Een domme gans, een naïeve vrouw
Een grepschijter: Een profijtig, gierig iemand
Een roeber(e): een adamsappel
Een ca(r)nassière: een draagtas, bij uitbreiding: een boekentas
Een peetjen scheirtand: iemand die vooraan een tand of tanden mist
Een schuifeldink: een fluitje (ook: een schuifelette)
Een tsjieke: een kauwgom
Een oliedits: een oliebol
Pietjse-pekke donker: pikdonker
Pobbekiene: pop, bij uitbreiding: een mooie vrouw (voor sommigen ‘een prente’…)
Een sloejze, sloejzebijne – het tegenovergestelde van bovenstaande: een slordige, onverzorgde vrouw