Aalter wil de verenigingen aanmoedigen om te fuseren. Met centen. Maar die haring braadt niet. Een politieke fusie is nog geen sociaal-culturele fusie. De dorpen willen overleven.
Aalters verenigingen zouden gedurende drie jaar een dubbele subsidie krijgen, op voorwaarde dat ze de stap naar een fusie zetten. Erg veel animo is er voor zo’n operatie echter niet, schreef Het Nieuwsblad (5 november).
Aalter en Knesselare fuseerden drie jaar terug en de gemeente wil dat nu ook de 293 erkende verenigingen over zulke oefening nadenken. Als aanmoediging mogen gefuseerde verenigingen nog drie jaar lang de afzonderlijke subsidies optellen. “De verenigingen moeten wel tot dezelfde categorie zoals sport of cultuur behoren”, zegt schepen Mathias Van de Walle (CD&V). “Alles gebeurt vrijwillig, we leggen niets op. Het zou wel symbolisch zijn, mochten verenigingen dit in navolging van de gemeentefusie ook overwegen”, aldus Van de Walle.
Concreet voorbeeld: vereniging X krijgt 1.500 euro en vereniging y krijgt 1.500 euro. Bij een fusie zal de nieuwe vereniging die ontstaat uit X en Y gedurende drie jaar een gegarandeerde subsidie ontvangen van 6.000 euro. Klinkt mooi, maar wat euforisch.
Van de Walle gaat ervan uit dat verenigingen die fuseren voor een nieuwe instroom van leden zouden zorgen, “een probleem dat ik toch vaak hoor”. Is dat wel zo? Of is het net omgekeerd?
Rolluiken
Veel mensen zien het nog zitten, ondanks deze moeilijke coronatijd, om mekaar op te zoeken in de eigen omgeving. Naar een buurdorp trekken, maakt de zaak complexer. Verplaatsingen, zeker te voet of per fiets, worden een stuk lastiger. En verenigingen eens laten samenwerken voor een of andere festiviteit is nog iets anders dan vragen dat ze de rolluiken van de eigen winkel zouden neerlaten.
Er is meer: gaan de verenigingen en clubs van Ursel, Knesselare, waarvan sommige 50, of 100 en meer jaar bestaan, plots hun eigenheid opgeven? Erg twijfelachtig, of het nu gaat over fusies binnen het dorp of over fusies met clubs in en om Aalter-centraal?
Waar zal de gefuseerde “vereniging” actief zijn? In de hoofdgemeente? En wat met het “kleur” dat verenigingsleven aan de dorpsgemeenschap geeft? We denken niet alleen aan koren, toneelgroepen, muziekverenigingen, muziekevenementen en bands, maar ook aan de vele andere cultuurverenigingen, sportclubs, jeugdverenigingen en aan de rest van het lokale leven (bibliotheken, de vele adviesraden, die het moeilijk hebben, de parochies, de sociale initiatieven, straat- en buurtfeesten, feestelijkheden).
Van de Walle vindt ook dat een fusie van verenigingen het de gemeente ook “makkelijker maken om de gemeentelijke infrastructuur te beheren. Als twee verenigingen fuseren, moet er bijvoorbeeld maar één in plaats van twee zalen gereserveerd worden.” Dat dit niet vanzelfsprekend is, had men drie jaar geleden toch ook kunnen vermoeden?
Het enthousiasme bij de Aalterse verenigingen is ver te zoeken, signaleerde Het Nieuwsblad. “We hebben nog geen enkele aanvraag binnengekregen”, betreurde de schepen. “We horen wel dat clubs dit overwegen, maar tot nog toe haalt het emotionele het van het rationele en wordt de stap niet gezet. Maar zoals gezegd, het moet vrijwillig gebeuren. Zoiets gaan we niet afdwingen.”
Geloven in het feit dat mensen kleinschaligheid, herkenbaarheid, nabijheid, identiteit van de dorpsgemeenschap best ok vinden, is misschien rationeler dan de schepen vermoedt. Een fusie met mate en met maten, kan dat?