De wortels van vandaag: 1960, op weg naar andere tijden (“golden sixties”)

We vliegen verder over de jaren in onze rubriek Gazettenpraat, met zestig foto’s bij het belangrijkste krantennieuws van toen. Dit keer over stoelgeld, Knesselaarse schutters, carnavalisten, en gedecoreerde werklieden, nieuwe wegen, de komst van pastoor Bruwiere en nieuwe flaminganten…

Vooraf dit om op te warmen: 1960 was het jaar van Marina (Rocco Granata), Oh Carol (Neil Sedaka), It’s now or never (Elvis) en Milord (Piaf), van de trouw van Boudewijn en Fabiola en de geboorte van Filip. Van het einde van Belgisch-Congo en het begin van het korte presidentschap van JF Kennedy. Het was ook het jaar van de start van de BRT en het atoomcentrum in Mol, van de eerste laser en het eerste EK voetbal. En van een gemene Tsunami in Chili (2000 doden) en Japan (200 doden). En nu naar Knesselare…

 

 

Januari: kasseien en stoelgeld

In januari wordt gepleit voor “de modernisatie van Rijksweg Knesselare – Sint-Joris-ten-Distel. ‘Tsjuundzuuruskasseike’ mag dan al goed zijn voor idyllische prentjes, het wordt duidelijk dat andere belangen voorrang krijgen. Men klaagt over het fietspad dat geregeld onder water staat, “een gevaar voor een zestigtal arbeiders die zich dagelijks naar Knesselare begeven. Anderzijds kent deze baan een ruime trafiek naar Beernem Station en de kliniek en kraaminrichting aldaar”. De Gentse senator Emiel Claeys vroeg de minister van Openbare Werken om voor een oplossing te zorgen.

Nog een leuke memorie uit die tijd: de oproep in de krant om “binnen de 14 dagen het standgeld der kerkstoelen te betalen aan de gezusters De Prest, stoelzetsters, Nieuwstraat. Het tarief van hogerhand vastgesteld bedraagt 100 F voor het standgeld plus de wekelijkse frank.” In onze parochiekerk stonden vroeger heel wat meer stoelen dan nu. Het koor kwam ook niet zo ver. Na de Eerste Wereldoorlog is het in de mode gekomen stoelgeld te betalen. Er is daar zelfs een stil protest tegen gekomen. Vrouwen kwamen het stoelgeld ophalen. Wij weten ervan dat het lang 0,10 frank was (een “kluide”). De laatste “cenzengaarsters” waren Bertha De Loof en de gezusters De Prest. Er waren parochianen die jaarlijks wat meer betaalden om een eigen stoel te mogen zetten. Dan moesten ze verder geen stoelgeld meer betalen. Die stoelen waren groter dan de andere, waren zachter om te zitten en droegen meestal een naamplaatje. Andere kerkgangers mochten geen gebruik maken van deze stoelen als de eigenaars aanwezig waren.

Dat stoelgeld viel aanvankelijk overigens niet in de smaak van de parochianen. Op 6 februari 1921 schreef ’t Getrouwe Maldegem hierover het volgende: “Vele menschen kunnen zich nog aan de 5 cs. voor een kerkstoel niet gewennen en zoo is er altemets een karweitje tusschen stoelekenszetters en betalers. We gaven al 30 jaar voor nieuwe kerk en kerkmeubelen, zeggen de weerspannigen, en nu dat alles is betaald komen ze met die belasting af. Toe, toe, de meeste klagers hebben minst nood, maar dat kleine menschen door de vingers moeten gezien worden is meer dan redelijk’.

Februari: Schietclub in actie

In februari vierde de karabijnclub Flabbaert “op grootse wijze” haar kampioen Antoine Timmerman. .

Maart: 15.000 man voor carnaval

Het feestcomité organiseerde andermaal een geslaagd halfvastencarnavalfeest. De “Knesselaarse leute’  is van oudsher bekend”, schreef Jozef Vanthuyne. Hij meldt de deelname van drie muziekverenigingen, een twintig groepen van 30 tot 60 deelnemers, waaronder de circusartiesten van’ La Piste aux Etoiles’ uit de Nieuwstraat, en de Vissers van de Maldegemseweg, “die verse sprot” en “haring naar believen zullen uitstrooien”. De Molenstraat pakt uit met gekke Knesselaarse spreuken en de Kerkstraat met ‘Keizer Nero en zijn gevolg’. Voorts zijn er de dwaze Pierrots en Pierretten uit de Veldstraat, bruiloftvierders uit de Urselweg, ‘de Fanfare van Smeerop der Kloosterstraat’, en de stierenvechters uit de Hellestraat… Foto’s in onderstaande prentenbak (15 foto’s) tonen aan dat het in het jaar van Prins Arnold I (Van Heyste) alvast op de koppen lopen was. Er waren volgens de krant 15.000 toeschouwers.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Mei: werklieden gehuldigd

In mei vierde het ACV Rerum Novarum. 39 leden werden gedecoreerd, waarna de “christelijke werklieden”, geleid door voorzitter Amedé Wittouck (helemaal rechts op de foto), verder gingen feesten in De Kring in de Kloosterstraat.

Juni:  de nieuwe Vlaamsgezinden

In juni verzamelden in de herberg Het Witte Paard op De Plaats “een aantal Knesselaarse vooraanstaanden om een gesprek te houden met de bestuursleden van de Vlaamse Volksbeweging. Het is de aanloop naar de jaren zestig met de grote Vlaamse Marsen op Brussel en de strijd voor Leuven Vlaams. Er werd een lokale afdeling gesticht. Julien Vandeweghe werd voorzitter, Walter Van Ryckeghem ondervoorzitter en Frans Vanthuyne secretaris en “stichter van de Knesselaarse kern”. Naast rederijkers waren ook aanwezig het ACV, de KWB en het Davidsfonds. Van een langer bestaan van deze Knesselaarse VVB is ons niets meer bekend.

Juni: oef, geen tweede snee door het dorp!

In 1960 was er even sprake van de aanleg van een tweede aftakking van de autosnelweg Brussel-Oostende “met een nieuwe autostrade, die Knesselare “over haar gehele lengte zou in twee snijden”, onder meer over het vliegplein Ursel richting de radarinstallatie in Sijsele om zo Knokke te bereiken. Dit is werkelijk zeer goed nieuws gezien meerdere percelen grond en weiland en zelfs boerderijen totaal zouden worden vaneen gerukt voor de nieuwe baan, die verder voor de gemeente van geen nut zou zijn”, aldus de krant.

Juli: Guldensporenfeest

Een wagenspel (in 1960 ‘Sa Breughel, kus de Bruid’) was doorgaans samen met een optreden van de muziekvereniging het afsluitend luik van de Knesselaarse Guldensporenvieringen. Die waren voorts gestoffeerd met samenzang, vendelzwaaien, rei- en volksdans door KSA, BJB en VKAJ. “Een dreunende en door de massa meegezongen Vlaamse Leeuw besloot deze viering”.

Juli: Van de kasseien naar “moderne wegen”

In een vrij lang artikel heeft Jozef Vanthuyne het over “Knesselare in de rij der vooruitstrevende gemeenten”. Hierin gaat het vooral over het feit dat deze gemeente rond 1960 een totaal nieuw uitzicht krijgt, vooral door de aanleg van nieuwe wegen en (de eerste) sociale wijk. De nieuwe betonbaan naar Ursel was aangelegd, de “autosnelweg” Aalter-Knokke zorgde voor snelle noord- en zuidverbindingen, Er werden ook tal van landbouwwegen verhard en er kwamen nieuwe voetpaden, rioleringen en “elektrische openbare verlichting over gans de gemeente”. Krotwoningen verdwenen en “voor iedere arbeider een eigen woning” werd het strijdmotief, onder meer in een vijfjarenplan.

In de Bethunewijk kwamen er 60 nieuwe woonhuizen en 12 bejaardenwongingen. “Sociaal gezien echter ware een betere spreiding der huizenrijen over de gehele gemeente, om meerdere redenen te verkiezen geweest.” In het najaar voorzag men de bouw van een nieuwe brug over het kanaal en de volledige vernieuwing  van de Hoekestraat, de herbestrating van de Langedonkstraat, de heraanleg van De Plaats, van de weg naar Sint-Joris en van het vernieuwde kerkhof.

In 1960 zorgde de plaatselijke Dekenij Tijl voor de bouw van het kapelletje op de hoek van de toenmalige Geuzestraat, nu Prinsengoedstraat. Een blijvende herinnering aan deze Dekenij, die ook al niet veel langer zou bestaan. Voor de inhuldiging en de daaraan voorafgaande stoet kwam nog behoorlijk wat volk opdagen. Zie Prentenbak hieronder (7 foto’s)

Deze slideshow vereist JavaScript.

Augustus: vijfgeslacht

Veel vijfgeslachten zijn ons niet bekend, maar Knesselare had er eentje in 1960. In vrouwelijke lijn, wat dacht je.  De weduwe Eugenie Tanghe-Bouckaert, geboren in Oedelem in 1861, wonende in de Kloosterstraat, mocht op de foto met haar dochter M. Strobbe-Tanghe (SintJoris), haar kleindochter Clarisse Strobbe (Sint-Joris), haar achterkleindochter Erna Saey (Knesselare) en haar achterachterkleindochter Dorine Lips, toen in 1960 één maand jong. Heel lang heeft de vreugde van Eugenie niet geduurd. Ze overleed in november 1960.

September: Bruwiere nieuwe pastoor (30 foto’s)

In juli 1960 overleed pastoor Marcel De Vleeschauwer. Hij werd in augustus opgevolgd door Hubert Bruwiere. Zoals dat toen gebruikelijk was was de komst van een nieuwe pastoor de aanleiding tot het organiseren van een groot feest. Zo’n inhaling illustreert perfect hoe zeer stoeten toen nog tot de verbeelding spraken en de hele parochie op de been brachten. Ook hoe het kerkelijk leven nog de lokale gemeenschap domineerde. Tegelijk zou dat in de jaren 1960 al bij al op heel korte tijd veranderen en/of verdwijnen. Zie knipel hieronder en Prentenbak met 30 foto’s wat verderop.

Nog veel meer foto’s: zie PRENTENBAK verderop

De “inhaling” van pastoor Bruwiere (zie PRENTENBAK onderaan) gebeurde aan de grens Ursel-Knesselare. Daarna trok een stoet naar de kerk. Een van de laatste grote stoeten in de gemeente. De laatste wellicht waarin de dorpsgeschiedenis nog uitgebreid aan bod kwam: “Landsknechten met trommelaars en ruiters met vlaggen, een groep uitbeeldende de legende van de Sint-Amandusboom in Knesselare (Amandus zou hier het geloof hebben gepreekt), omringd door mannen en vrouwen in kledij der 7de eeuw. Vervolgens de Heren van Knesselare uit vroegere eeuwen, met hun schildknapen. Vervolg: Jan van Schuervelde verkoopt Eentveld aan de Graaf van Vlaanderen, graaf en gravin van Vlaanderen (1333), de Witte Kaproenen aangevoerd door Jan Hyoens, dragend de vlag van Gent (1379).

Ook in de stoet: De legende van Uilenspiegel, geboren in Knesselare, in verschillende taferelen uitgebeeld, een wagen “voorstellende de miraculeuze genezing van de Grote Kapel” (1735. Een paar dagen eerder trok een grote bedevaart naar de Grote Kapel. De kaarskesprocessie had onder massale belangstelling voor het eerst ’s avonds plaats) en “onze parochiepatroon Sint-Willibrordus met monniken en wagens uitbeeldende het toenmalige parochiaal leven”.

 

Deze slideshow vereist JavaScript.