Nui en tons een lepelke dialect, voilà. Een tiental nieuwe dialectwoorden, uit Uilenspiegel geplukt (1981)
“Zure taalpuristen en fanatieke ‘algemene beschaafden’ worden verzocht deze rubriek ongelezen te laten”. Zo stond het 30 jaar geleden in Uilenspiegel (*)
De selectie van vandaag uit ‘Het taalken van ons vader en ons moeder’ (Uilenspiegel, 1981):
“Nen hoazoard” (hij heeft een hoazoard gedaan): een buitenkans, een voordeel (koopje dat men op de kop heeft kunnen tikken)
Van essentend – volledig, over de hele lengte (US) – Bloewust ès nen ènd, vel van èssentent (DW)
Tinsen: iets trachten te weten te komen (US), tergen, treiteren, (speels) plagen – Z’hen hem zuuëdoanig getinst dat hij begost te vèchtn (DW)
Nen essepikkere (nen hersenpikker): iemand die altijd tegendraads is (US), pester, plager (DW)
Getieketakt (getikketakt) zijn: gebrand zijn op iets (US), sterk geneigd om iets (meestal ondeugends) te doen of te vernemen – Z’ès getieketakt vuuër weere naar de kirmèsse te goan.
Een oliedits: een oliebol, lekkernij in frietvet gebakken en gegeten met suikerEen kopken: een postzegel (US) – ’t Moedn twie¨kopkes op die anvelobbe (DW) – Ook tembre, tember, zeegele
Een mennegat: een oprit van een erf of landbouwperceel (US), toegang tot een perceel akker- of weidegrond, gewoonlijk over een sloot heen (DW)
Iemand torre aandoen: iemand kwaad berokkenen (US) – onrecht – Ze hee’ heur moeder veel torre aangedoan.
Blaffeture: vensterluik (US) ’t Zijn blaffeturen aan ’t huis (er zijn kinderen in de buurt, dus let op je woorden)(DW)