Met deze zesde aflevering van de rubriek ‘Het taalken van ons vader en ons moeder’ zijn we rond met de collectie opgenomen in het blad Uilenspiegel, dat van 1980 tot 1986 verscheen. Ergens in 2017 hernemen we met een nieuwe reeks uit de collectie van Paul Verhoestraete.
De selectie van vandaag komt uit de jaargang 1985 van het blad Uilenspiegel (US). Wat extra duiding komt uit het Meetjeslands Dialectwoordenboek van Erik Wille e.a. (DW)
Scheirdig: verhakkeld – “Zo ne scheirdigen auto geraakt nooit door de keuringe”
Een krude: iets (meestal een voertuig) in slechte toestand: “Hij rijdt mee een krude van ne velo” (US) – korst van het brood (DW
Een pekkere: “Iemand die altijd en overal ‘blijft plakken’ en nooit op tijd thuis kan zijn. “’t Gebeurt dat hij hele weekends bij Dorien aan de toog hangt. Azone pekkere!”
Kwalijke stoasen: foute combinatie kousen/kledij: “Pol C. heeft schone kostumes, maar hij draagt er altijd kwalijke stoasen onder”
Verlakken: verleiden (Hij liet hem verlakken door één pinte te gaan drinken, maar kwamt hij zat thuis, jaaj…”
Klaaien: omvallen “Julie G., de wielertoerist, gerocht mee zijn voeten uit zijn hoaken niet, en hij klaaidege op den trottoir”
Moa’len: ruilen, omwisselen “De kinderen hebben hun marbels gemoald voor snoepgoed”
Ledder(e): weinig “Uilenspiegel heeft veel te ledder sponsors”
Terik: een regenworm – “vuer te vissen hebt ge terikken nodig” US) – “Os ’t goe’ geree’nd hee’, komn de teerign uit de grond” (DW)