Congo vierde de zestigste verjaardag van de onafhankelijkheid. Die kwam er na een bewogen periode waarin de Congolezen werden geconfronteerd met de “bezetting” door koning Leopold II en de daarop volgende kolonisatie. Al was het in de marge, ook Knesselare was een klein onderdeeltje van dat verhaal.
The times the’re a changin. Bob Dylan zong het al in 1963. Dat hebben we de voorbije dagen geweten bij de acties tegen de beeltenis van de Belgische koning Leopold II. En bij de “viering” van zestig jaar onafhankelijkheid van Congo. Dat het verhaal over de kolonisatie herschreven wordt is duidelijk.
Volgens de socioloog Jan Hertogen vormen de inwoners van de Belgische kolonies (Congo, Ruanda, Burundi) momenteel een 0,5 procent van de Belgische bevolking. Dat zou staan voor een kleine 62.000 inwoners met een migratieachtergrond uit die landen. Berekend op inwoners met migratieachtergrond is dat 1,62 procent. In sommige steden en streken (de ruime Denderstreek) ligt dat een stuk hoger, aldus Hertogen.
Hoe de tijden veranderen beseffen we als we naar aanleiding van dit gebeuren even grasduinen in de schaarse bronnen die met Congo te maken hebben.
Van alle verenigingen hebben De Strijdbroeders/Rederijkers van Knesselare het uitgebreidste archief, met onder meer verslagen van de vergaderingen/lezingen vanaf de stichting in 1883 tot vandaag.
In de periode dat van een televisie nog geen sprake is, is de doorsnee Vlaming en dus ook de Knesselarenaar voor zijn kennis over de rest van de wereld aangewezen op kranten en radio en op mondelinge getuigenissen van anderen. Foto’s en “lichtbeelden” brengen wat beeld in het verhaal.
Hoezeer dat ideeëngoed in beweging kwam, en goed maar, vinden we in dat archief. We beperken ons in dit geval tot een citaat uit de mond van spreker pater Ingels. De griffier noteert in 1958: “De negers moeten op een heel andere manier aangepakt worden dan de blanken. En dat begrijpen sommige blanken nog niet. De neger is uiteraard lui en men mag hem bijvoorbeeld geen werklozensteun geven of anders werkt hij niet meer. Ze teren vaak op het werk van hun familieleden.” Een toch wel bijzondere inkijk op hoe men zestig jaar geleden keek op de inwoners van een nog niet onafhankelijk Congo.
In de jaren vijftig waren er ook minder neerbuigende getuigenissen over de Belgische kolonie. In 1956 sprak Alfons Gussé over zijn verblijf in de kolonie. Een jaar later was het de beurt aan ridder Van Outrive d”Ydewalle. Het was volop de tijd van de dekolonisatie. Andere sprekers vertelden in die jaren over hun belevenissen in China, de Filipijnen en andere “missielanden”. Dat leidde vaak – in tegenstelling tot de onzin hierboven vermeld – tot oproepen om solidariteit en steun.
Herinneringen
De 60-plussers zullen zich nog herinneren hoe bij sommige Knesselaarse bakkers, slagers en winkeliers op de toonbank een beeldje stond van een “negerke”, met een gleuf in de steen. Wanneer daar (wissel)geld werd in gedeponeerd, ging het kopje aan het knikken. Uit dankbaarheid. Tegelijk werden we aangemaand om zilverpapier of postzegels te sparen. Die acties van liefdadigheid gebeurden te velde met de beste bedoelingen van wat toen “liefdadigheid” werd genoemd. Of die recyclage veel opleverde voor de “arme kindjes in Afrika”, dat is weer een andere zaak. Dat leest u HIER (bron: De Standaard).
Andere sporen in de memorie leiden ons naar processies omstreeks het midden van de vorige eeuw, waarin in Knesselare zelfs een Onze Lieve Vrouw van Congo meeliep. Met diezelfde bedoeling. Maar ook met de bedoeling om het geloof te verspreiden.
Het was niet allemaal kommer en kwel. En nogal wat Vlamingen en onder hen ook Knesselarenaren speelden een rol in ‘onze’ kolonie. Grosso modo kunnen we die indelen in een drietal groepen:
1.Geestelijken (we denken onder anderen aan Monique Van Hooreweghe, die intrad bij de zusters van Liefde en naar Congo vertrok in 1963, naar de missie in Kimpese, op ongeveer 200 kilometer van Leopoldstad. Ze werkte van 1963 tot 1987 in Congo en Venezuela. Ze overleed in Gent in 2013.

Zuster Monique Van Hooreweghe, een van onze talrijke missiezusters, was een groot deel van haar leven actief in Afrika. Hier tussen vader en moeder en broers en zussen
- Sommigen gingen zich daar met hun gezin vestigen om er economisch actief te worden (bedrijf, handel, vrije beroepen, arbeiders …).
-
De militairen die er verbleven, of naar Congo trokken om de evacuatie van de Belgen in het begin van de jaren 1960 te begeleiden. Bij die repatriëring braken toen onlusten uit en werden para’s ingezet. Daar zaten ook een paar Knesselaarse militairen bij. Die werden bij hun thuiskomst uitbundig gevierd. Het spectaculairste avontuur beleefde Willy Guidé, die bij zijn thuiskomst feestelijk werd ingehaald door het gemeentebestuur, door buren, familie en nieuwsgierigen. Meer hierover kunt u lezen in het hier eerder verschenen artikel Willy’s barre avontuur in Stanleystad