In de late meidagen van 1940 is Knesselare het meest oostelijke punt van de Belgische verdedigingslinie. Op een zwarte maandag, de laatste dag voor de capitulatie, vallen hier enkele tientallen doden, vijf burgers inbegrepen.
De situatie in het weekend van 25-26 mei is een kluwen van kleinere en grotere beschietingen van het dorp, van vluchtende Belgische troepen, van Duitse bombardementen, van panikerende burgers, van doden bij de burgerbevolking, maar ook van gesneuvelden langs beide kanten.
Het ging allemaal vliegensvlug. Op 23 mei zitten de Duitsers nog achter het Kanaal Gent-Terneuzen. Koning Leopold III en zijn vleugeladjudant generaal Van Overstraeten trekken na een inspectiebezoek westwaarts. Even verpozen ze in het klooster van Knesselare. Op de vraag van moeder Regia of hij iets wou drinken – het was een warme zomerdag – nam de koning er een glas water aan. Later vertrekt hij naar Wijnendale.
Op 24 mei moeten de Belgen alweer achteruit. Van het Kanaal van Terneuzen naar het Schipdonkkanaal. Vanaf nu kan de Duitse zware artillerie Knesselare bereiken. Op maandag 27 mei stort nu ook het front van het Belgisch leger bij Oostwinkel en het Keigat volledig in elkaar. Het wordt zowat “De Langste Dag” voor Knesselare.
De hel brak los, schrijft Alfons Ryserhove in ’t Getrouwe Maldegem (15 juli 1940). Deze info was ook onderdeel van een langer artikel ‘De oorlog 1940-1945 te Knesselare’, verschenen in Bos en Beverveld, 1989). We geven deze begenadigde verteller graag het woord. Hij was toen een jonge twintiger.
“Ja, het oorlogsmonster was tot hier gekropen. In het Oosten, waar de lucht vol gebonk en gedommel was, in het noordwesten, waar een groote vuur- en rookkolom de brand aanwees van Oostvelds kerk. Om een uur of zes werd het in het centrum voor iedereen echt onhoudbaar. Ik zelf ben dan ook gevlucht naar een buitenwijk (het hoevetje van Alfons De Neve in Eentveld). Alle leven in de huizen onderweg was weggestorven. Wanneer ik omkeek zag ik achter mij den toren met zijn doorschoten spits, zag ik in de Nieuwstraat het puin van getroffen huizen en verder den hoogen vuurgloed van de laaiende gemeenteschool. In de Kerkstraat hing nog de rook van twee uitgebrande huizen … Aan de Tramstatie stonden twee mooie villa’s in vuur en vlam. In de richting van Ursel hoorde ik duidelijk het knetteren der machinegweren.

Villa Germaine, eigendom van William Vandevoorde en Germaine Rogghe, werd vernield. Op dit terras stond blijkbaarn een Duitse mitralleur opgesteld die door de Belgen werd beschoten
Overal onderweg zaten onze soldaten in de grachten, in het koren of in zelf gegraven putten. Ik bereikte Eentveld, waar ik voor ’t eerst gekwetste soldaten zag en waar ik, in een schuilplaats onder een houtmijt, den nacht mocht doorbrengen. Gansch den nacht zaten wij daar opeengehoopt, sommigen onder ons beangstigd tot in ’t waanzinnige toe… Ik telde de obussen die wij hoorden losbranden, boven onze hoofden voorbij schuifelen en dan ontploffen in ’t dorp… Dien nacht vielen er 162 in het centrum.
In massa samengepakt, zaten de burgers nu neergehurkt in de putten, kelders, abri’s en schuilplaatsen van Eentveld, Lijsterhoek, Geuzestraat, Langedonk en andere minder bedreigde gehuchten. De projectielen kruisten elkaar in de lucht, gillend en schuifelend… En reeds om vier uur, dat is een paar uur nadat de brug van Hoekstraat was opgeblazen, waagde ik een expeditietocht in ’t dorp, waar er nog nagenoeg geen menschen waren…

Woning De Brouwer in de Kerkstraat. Totaal uitgebrand
Gansch het plein met puin overdekt, talrijke huizen erg beschadigd en leeggeplunderd: overal patronen en hulzen langs de straten, handgranaten, achtergelaten machinegeweren, gebroken en verwrongen rijwielen… In de Kerkstraat lagen er twee dode paarden, aan de tramstatie nog zes, verder halfverbrande auto’s, munitiewagens, geweren, helmen … Ik ging het gemeentehuis binnen… In het café, uitgestrekt, lag een soldaat, een onzer jongens, met bebloede en verminkte armen. Zijn oogen waren nog open en wezenloos… In zijn zwart haar lagen nog de golvingen van zijn krullen. Die arme, beste kerel… Mijn oogen dwaalden weg, naar onze doorschoten toren en hooger nog, naar de wit-blauwe morgenlucht van Mei. Waarom voegen in ons leven de balken zich altijd weer tot een kruis samen?”
In het gemeentearchief zit een lijst met de belangrijkste schade: gemeenteschool en schoolhuis uitgebrand, twee huizen volledig verwoest in de Nieuwstraat, huis vernield in de Smissestraat, twee huizen uitgebrand in de Kerkstraat, huis vernield in de Maldegemseweg, twee nieuwe huizen afgebrand en vernield in de Urselseweg, huis vernield in de Hellestraat, huis verwoest in het Drieselken, huis uitgebrand aan de Tramstatie, huis vernield in Eentveld.
Doden
Veel erger dan de materiële schade, waren de vijf burgerslachtoffers in het dorpscentrum. We beperken ons hier tot de Knesselaarse slachtoffers. De maandagmiddag slaan bommen in op het Drieselken. Het wordt een drama bij van Emiel De Loof: Maria De Coster (echtenote van Denis De Wisepelaere) wordt er “deerlijk verminkt” en sterft. Maria Stock wordt zwaar gewond aan de arm naar de abdij van Zevenkerke gevoerd. Ze overlijdt op 6 juni in het Medisch Chirurgisch Centrum van het Leger.
Ook de Luftwaffe komt op die zwarte maandag in actie. Messerschmitts vallen verschillende doelen aan. Terugtrekkende eenheden krijgen het de hele dag erg te verduren. Vooral de Kerkstraat wordt getroffen door fosforbommen.
Henri Verhoestraete, zijn vrouw Judith Van de Velde en hun overbuur Julia De Neve (echtgenote Maurits Van Kerschaever) vluchten uit hun kelder onder de gelagzaal van hun herberg op het Dorp. In het binnengebied tussen Veldstraat en Kerkstraat worden ze door brisantbommen getroffen. Hun verhaal is het volgende in deze reeks.
Soldaten

Meester Roger Moelaert
Over de gesneuvelde Belgische en Duitse soldaten hebben we het later nog, maar dat waren er nog veel meer. Meester Roger Moelaert (Dries) schreef hierover een uitgebreid verhaal in het tijdschrift Appeltjes van het Meetjesland, na onderzoek van militaire bronnen.
Een greep uit de info van Moelaert: Achter de Kerkstraat sneuvelen twee Belgische soldaten. De soldaat die Ryserhove zag in Café Gemeentehuis bloedt uiteindelijk dood. Op de hoek van Kwadamstraat en Hellestraat zijn er vier doden. Een andere soldaat wordt door zijn strijdmakkers begraven nabij de herberg van Denis Smessaert in de Hellestraat.
“Een vluchteling uit Sint-Niklaas werd door de Duitsers uit de kelder van Camiel De Jaeger-Reyserhove gehaald (Urselseweg) en “zonder de minste reden vermoord”, vermeldt Ryserhove nog.

En het ergste moet nog komen. In de omgeving van de kapel, het kruispunt van de vierweegse (Molenstraat/Aalterseweg/Hoekestraat), in de Hooiestraat bieden enkele eenheden van het Belgisch leger op 27 mei toch nog stevig weerstand. Ze krijgen zelfs versterking van manschappen en een paar kleine tanks.
Bij die tegenaanval van de Belgen in de late namiddag vallen nog een pak slachtoffers. De Knesselaarse pastoor spreekt over het begraven op het kerkhof van 19 Belgische en 11 Duitse gedode soldaten (liber memorialis, 27 mei).
Zo’n 35 doden op de laatste dag. Had men dit kunnen vermijden? Op diezelfde dramatische dag, maandag 27 mei om 23 uur, capituleert het Belgisch leger. Koning Leopold III en het Belgische oppercommando in Brugge bevelen dat de Belgische soldaten de strijd moeten staken. Op 28 mei om 4 uur ’s ochtends moeten de wapens worden neergelegd.
Meteen het einde van de zwartste dag in de Knesselaarse geschiedenis.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...