Een duik in de tijd: 1963 (1/2)

 

Het is een tijdje geleden, maar we duiken opnieuw even terug in de tijd, deze keer met de focus op 1963. De jonge jaren van de 65-plussers van vandaag. Het jaar dat moeders nog tien kinderen hadden. Het jaar dat Flabbaert op De Plaats werd verbrand.

(Klik op foto om te vergroten)

Altijd pittig om dat zo’n beeld nog eens terug te zien. Wellicht ook goed voor wat verwondering bij de jonge moeders van vandaag …

Nadat dat al eens eerder was gebeurd (in 1950) huldigde de Bond van Grote en Jonge Gezinnen ook in 1963 de moeders van tien kinderen gehuldigd. Dit keer waren het er tien. Op de foto van de moederhulde alle moeders en vaders en leden van de Bond.

Op de foto van links naar rechts:  Livina D’hooge (voor haar man Gerard Van Renterghem), Yvonne Verbeke (voor Maurits Poelman), Godelieve Bonami (voor Clement Herman Martlé),  Anna Van Poucke (voor Edgard Locks), Alice De Vlieger (voor Georges Lefevre), Alice Van Vynckt (voor Gerard Lateire), Malvine Brinckman (voor René Florijn, de man met strik), Helena Bodijn (met rechts achter zich August Dierickx), Maria Lefevre en Agnes Dedeyne (met helemaal rechts in beeld haar man burgemeester Maurits Devreese).  In dat jaar startte ook de kinderoppasdienst van de Bond, die toen 261 leden telde.(bron: Over Knesselare gesproken. Foto’s en feiten uit een beeld-schoon dorp)

Flabbaert hangt

1963 was het jaar dat weer “duizenden feestvierders” kwamen kijken naar de jaarlijkse Knesselaarse carnavalstoet. Flabbaert was het hoofdmotief in de totaal vernieuwde stoet. Etienne Bulcke was toen prins carnaval.

In de stoet onder meer grote groepen waterduivels met Flabbaert als aanvoerder, die “vervaarlijk uit de Flabbaertbuize te voorschijn kwam, de menigte de stuipen op het lijf joeg… terwijl talrijke jonge deernen werden vastgegrepen en in zijn hol verstopt”…

Voorts waren de de vuurduivels met hun hels geloei, de heksen met bezems, de onthoofden, de kettingslepers, waarbij eveneens een Flabbaert huisde die uit de ketens was losgebroken, de magere heintjes, uitgebeeld door dansende en springende geraamten, de doodknippers in zeer mooi kostuum, de gevaarlijke groep spoken en de talrijke groep dolende zielen…

Onmiddellijk na de stoet werd Flabbaert op het dorpsplein gevonnist om zijn duistere streken. Prins Carnaval zat het proces voor en menige verrassing wachtte de carnavalvierders. Uiteindelijk werd Flabbaert door de beul aan de galg gehangen en levend verbrand, terwijl de waterduivels een helse dans uitvoerden op het ritme van vijf muziekverenigingen. Hieronder een mooie prentenbak van de fotografen Hooft/Vanthuyne.

Deze slideshow vereist JavaScript.

Harop kampioen

1963 was ook het jaar dat FC Harop Knesselare kampioen speelde in de ere-afdeling van het Koninklijk Katholiek Sportverbond. Over het Knesselaars voetbal verscheen hier al een uitgebreide reeks. Over de periode van Harop (wit-zwart) en het jaar 1963 leest u HIER meer

Hulde voor Hooft

In datzelfde jaar werd fotograaf Maurits Hooft gehuldigd omdat hij vijftig jaar actief was in het Knesselaars toneel. (1913-1963). Hij werd binnen de Vlaamse Strijdbroeders, mede door zijn vader Alfons gesticht, ook toneelleider en regisseur (1921-1949), bestuurslid (1935) en uiteindelijk voorzitter (1949). In 1963 speelde hij voor het laatst de rol van generaal in het stuk Atoomrekruten. Onder meer graaf d’Alcantara was aanwezig op de huldiging.

Maurits Hooft in zijn laatste rol

Maurits Hooft was net als zijn vader en zoon ook fotograaf, in zijn jonge jaren voorzitter van de Vlaamsgezinde Katholieke Vlaamse Jonge Wacht en actief in het jonge Knesselaarse voetballeven.

Een tv voor Geyterke

In 1963 nam Knesselare ook afscheid van een van zijn laatste onderpastoors. Pastoor De Geyter werd in 1910 geboren in Grammene, priester gewijd in 1939, benoemd in Beveren-Waas, later in Vinkt, Astene, Olsene en uiteindelijk in Knesselare (1949). Van Knesselare vertrok hij naar Opbrakel, waar hij in 1985 zijn pensioen aanvroeg.  Namens de Knesselaarse bevolking kreeg de onderpastoor een “gloednieuw tv-toestel” mee.

Voor een interview in het maandblad Uilenspiegel gingen Geert VR en Gerard DS de man nog bezoeken in Opbrakel. Daaruit onthouden we vooral dat de man door de oorlog was getekend, getroffen bij een bombardement in Abbeville. Over Knesselare wist hij voor zijn komst  alleen dat hier verschrikkelijk slechte wegen lagen, maar tijdens zijn Knesselaarse periode zag hij de welstand toenemen.

Hij moest zich hier de “mannenverenigingen” aantrekken, voorts ook De Kring (eigenlijk het café van de pastoor), het lokaal van onder meer de CM (“ziekenkas”) en het ACV in de Kloosterstraat. Hij zette zich in voor de renovatie van parochiale gebouwen (zaal, woning onderpastoor).

Onderpastoors moesten toen al hun parochianen bezoeken. De Geyter deed dat met de motor, ook al mocht dat eigenlijk niet van de bisschop. Zijn sector was het wat armere noorden van de gemeente. Zijn collega, “seigneur De Jaegher” was beter af, “ging het meest bij de boeren in de zuidelijke helft van de gemeente, en kreeg overal “zenden” (voor de jonge lezers over naar het dialectwoordenboek van Erik Wille en co: “pakketje vlees na de huisslacht van een varken gegeven als blijk van genegenheid of dank aangeboden aan de pastoor, familie of vrienden”.

Toemaatje: Stoellux uitgebrand (klik op foto om te vergroten)

Deze slideshow vereist JavaScript.