Gazettenpraat: De bende van de Rosten Ardeel

Dat er in Vlaanderen nogal wat dievenbenden actief waren is bekend. Ook in Knesselare slaagde Aloïs alias Rosten Ardeel erin om met wat meelopers de streek geregeld onveilig te maken. We zetten de schaar in de kranten van toen…

diefDe oudste sporen in ’t Getrouwe Maldeghem en Het Fondsenblad dateren van 1894. “Deze week heeft het parket onderzoek gedaan over de aanranding op twee Kleitenaars. Een der daders, Ardeel van Knesselare, heeft bekend. Het zijn dezelfde kwaaddoeners die den velocyclist Claeys van Beernem zoo laffelijk aangevallen hebben”. (GM, 16 december 1894).

Drie jaar later wordt zijn naam weer genoemd, samen met die van Carette en Brand: “De genaamden Carette, Brandt en Aloïs Ardeel van Knesselare, zijn wegens mishandeling op Van den Bussche van Maldeghem, tot elk drie maand gevang en 100 frank boet” (21 februari 1897).

Gepakt boven de koestal

Voor deze en andere misdrijven krijgt hij boetes of wordt hij opgesloten, maar boetes betaalt hij niet en in instellingen kunnen ze hem blijkbaar niet houden. In 1898 wordt hij nog maar eens opgepakt door de gendarmen  J. Booten en Aug. Van de Velde van de brigade van Aalter. “Den genaamden Aloïs Ardeel welke nog eene groote rekening te vereffenen heeft met Moeder Justicia had zich verborgen boven eenen koestal; daar hebben de gendarmen hem afgehaald. De kerel zwierf overal rond en was de schrik der streek” (13 februari  1898). De rechtbank veroordeelt hem “wegens wildstrooperij” tot 100 frank boete of acht dagen gevang” (6 maart 1898).

In januari 1900 wordt hij nog maar eens aangehouden “op het rijtuig van den heer De Zutter, waarmede hij voornemens was naar Brugge te rijden. Vanonder in den bak van den kamion werden meer dan 30 hennen aangeslagen… Ardeel is gekoord en gebonden, door de gendarmen De Groote en zijn gezel overgebracht naar Gent en ter beschikking gesteld van den heer procureur des konings.” (21 januari 1900) . Maar of het allemaal hielp? Een half jaar later wordt hij ’s nachts weer aangehouden “door onzen wakkeren veldwachter en de gendarmen van Aalter”.  Hij had zich op den zolder verscholen van weduwe Saey, achter een bed.” (15 juli 1900)

6 maand gevang…

In november 1900 vernemen de mensen hier dat Ardeel met een paar kornuiten (August Devos en Adolf Carette) nog maar eens beschuldigd werd van “kiekendiefstal” in Maria-Aalter en Beernem. Dit keer lachen ze er niet meer mee. Ardeel krijgt zes maanden gevang. (11 november 1900).

In de daaropvolgende jaren lezen we nog dat hij gestraft werd omdat hij sparren afkapte in de bossen van graaf de Kerckhove te Ursel. Boswachter Fiers had hem bezig gezien. Nog iets later bekrachtigt het beroepshof van Gent de straffen van 1 jaar gevang uitgesproken tegen Aloïs Ardeel wegens “kiekendieften” te Maria-Aalter. Nog een andere keer gaat het over afpersing.

In een pijp in de grond

“Alle dagen  toch weet hij geld af te persen van de eenzame lieden. Verscheidene vrouwen van Kleit hebben hem reeds den tol moeten betalen. Erg kwaad ’n doet hij dus niet, tenzij aan deze die hem kwaad willen. Maar ’s nachts wordt hij gevaarlijker en dat hij eene bende heeft, moet hieruit blijken dat het stelen maar ophoudt als hij in Hoogstraten zit. Ook slaapt hij zeker wel in bij de leden van de bende, en niet altijd in de bosschen, alhoewel er vele pijpen in den grond ontdekt zijn waarin hij vernacht zoude hebben. De garde chasse vindt soms ook lagers met takkebossen gedekt; ge moogt zeker zijn dat dit ook van Ardeel is.”

Bij donkeren zou niemand meer al Eentveld of Drongengoed meer durven gaan. Ook bij klaren dage zijn de menschen er van schuw. Een wijveken van Kleit dat naar de misse ging was blij van iemand te ontmoeten die met haar kon meegaan. Want ik ben schuw van dien boschmensch, zei ze. Ze gingen voort al klappend, en als elk zijn rotje gezegd had brave weg, vroeg de reisgezel aan ’t wijveke: En weet ge nu met wien ge gegaan hebt ? Met den rossen Ardeel in vleesch en been. Ga zegt nu voort wat wreedaard het is! En hij weg! Ge kunt denken hoe dat wijveken stond te zien”. (GM, 22 februari 1903)

Tweede Baekelandt

Bij een volgende aanhouding in maart 1903 geven de kranten een lang verslag. Eerst ’t Getrouwe Maldeghem: “Hij is eindelijk geknipt! In een herbergsken temidden de bosschen, op Urselsch grondgebied…. Hij was een paar dagen te voren nog op Eentveld geweest in een herbergske. Terwijl de veldwachter van Knesselare met den baas stond te klappen al achter, zat hij in de herberg al voren! “

“ ’t Was alzoo dat de Roste Ardeel in dat herbergske, op Pilkem, zat te kaarten met Henri Siron, Th. Dhoore, Jan De Clerck en Valentyn Canoot, als hij gepakt werd door de veldwachter en de boswachter. De policie van ’t ronde en de gendarmen van Aalter hadden al lang een oog op dat herbergsken… Gij langs achter en ik langs voor zei de veldwachter. Ze sprongen tegelijk binnen en legden de hand op zijn schouder. Hij dierf nog vragen om zijn spel uit te kaarten, maar ’t heeft al lang genoeg geduurd, zei de veldwachter. Ze bonden hem en de andere zeiden niets. Durft ge achter komen, zei de veldwachter, ge ziet hier mijn revolver. Maar geen een die kwaad wilde…  Zoo stapte Ardeel tusschen de twee policiemannen binnen Ursel en ’t was daar een reikhalzen om hem te zien als ware het een tweede Baekelandt.”

” ’t Moet zijn dat het den beruchten boschman begon te spijten dat hij zich zoo gewillig had laten vangen, want des nachts was hij aan ’t uitbreken gegaan. Het gebouw is nog nieuw en hij brak den vloer uit en was reeds in den gang gekropen toen een gendarm bij ’t gerucht van het openbreken eener tweede deur kwam toegeloopen.  Een gevecht ontstond en de gendarm bezeerde zich tegen de deur dat hij erg bloedde. Weldra kwam er hulp en de kwaaddoener werd stevig gebonden vastgelegd en zoo spoedig mogelijk weggevoerd.”

Hand uitkaarten

Lied van de Rosten Ardeel (1903)Ook de Gentse krant Het Fondsenblad schrijft uitvoerig over die aanhouding (‘Belangrijke vangst’): “Maandag namiddag is de beruchte roste Ardeel aangehouden door den veldwachter van Ursel en den jachtwachter Mortier van Knesselare. Ardeel is aangehouden in de herberg van Jan De Clerck, wijk Pilkem (een afgelegen huis in de bossen). Hij was bezig met kaarten toen de veldwachter langs de voordeur en de jachtwachter langs de achterdeur binnensprongen en hem aanhielden…

De bevolking dezer streek is daarmede van eene groote nachtmerrie verlost. Ardeel werd bleek en vroeg: champetter, komt gij mij halen? Ja, antwoordde de wetsdienaar. Ik mag toch wel eerst mijne hand uitkaarten, zegde Ardeel. Gij hebt reeds genoeg gekaart, sprak de veldwachter en greep Ardeel vast. Hij verweerde zich en probeerde langs de voordeur te ontvluchten, doch de boschwachter sprong ter hulp en hield Ardeel vast. Deze bood geen weerstand meer en liet zich binden… Hij werd gebonden tot Ursel geleid… Seffens waren honderden personen te been om den gevangene te zien. Deze is overgebracht naar de gendarmen van Aalter.” (Fondsenblad, 4 maart 1903).

Hen en hond

Het houdt maar niet op. In de winter 1903-1904 slaat hij weer toe. “De Roste Ardeel geraakt van ’t deugnietsbankske niet weg; hij werd nu maandag veroordeeld tot twee maanden gevang en 26  fr of nogmaals 8 dagen voor het stelen van twee oude hennen bij den landbouwer Vanden Berghe te Knesselare.  Dat is eene maand voor iedere oude hen!” (GM, 6 december 1903).

Nog geen maand later is het weer onrustig in de omgeving. En weer wordt Ardeel genoemd: “Bij Fred François is er dinsdagnacht ook ingebroken en 200 kilos vleesch en 5 kilos boter gestolen. De hond hing ’s morgens opgehangen aan de haag. Bijgevolg zijn de benden van den Rosten Ardeel en Stanten Engels nog niet heel uitgeroeid.” (GM, 1 januari 1904)

Hij wordt nog maar eens opgepakt, nu opgesloten in Merksem, maar ook nu weer ontsnapt hij en keert hij terug naar Knesselare en omgeving: “Rosten Ardeel, nogmaals uit Merkplas ontvlucht, verkeert wederom in de streek. De gendarmen zitten hem op de hielen, doch hij weet zich goed te verschuilen, zoodat men hem niet kan vinden”. (Fondsenblad, 24 maart 1904).

Nadien wordt het even rustiger. In de krantenkolommen dan toch. Ardeel moet zich in die tijd in Frankrijk hebben opgehouden. Begin 1907 is het weer prijs: “Dinsdagmorgend is Aloïs alias Rosten Ardeel  aangehouden in een herberg op de wijk Rooze. Roste Ardeel kwam nu van Rijsel, maar hij was overtijd ontvlucht uit Hoogstraten, waar hij nog 5 jaar te doen heeft. (GM, 28 april 1907). Sindsdien is van Ardeel in de regionale kranten geen sprake meer…