Meer dan 150 jaar kranten informeerden Knesselare over wereldnieuws. Of over de kleinste anekdotes… Een bakje gazettenpraat uit lang vervlogen tijden.
Konijnentanden
Als iets zonderlings mag vermeld worden dat men bij Leo Verhaege-De Vogelaere, wijk Kapelle, een konijn twee tanden heeft getrokken, die elk vier centimeters lengte hadden. Het beestje dat niet meer eten kon, heeft de operatie goed onderstaan en knauwt weder lustig aan de savooiblaren. (Fondsenblad, 15 juni 1889)
Zwijnestaart
Slachter Ad. Strobbe is vrijdag eenen aardigen toer tegengekomen. Bij het uithalen van een zwijn is de staart van het levende dier uitgeschoten en bleef in de handen van den slachter, terwijl het varken zegepralend op de vlucht ging. De volle staart van het levende zwijn is gratis te zien voor alle liefhebbers van rare dingen, ten huize van voormelden slachter en zal maandag namiddag onder de kalanten verlot worden”. (Fondsenblad, 13 januari 1895)
Paasbest gezongen
Sente Cecilia zangmaatschappij van Knesselare is verleden zondag met al heure leden naar Bornhem getrokken. Trouwens, ’t was daar festival. Onze Knesselaarse vrienden hebben daar fel hun beste gedaan, en ’t stuk “De Zeeslag” op zijn paasbeste gezongen. Of er geplakt wierd! ’t Zijn mannen van Vlaanderen – riep eene stemme in Bornhems tongslag, mannen van Vlaanderen, die treffelijk kermissen en feeste vieren kunnen! Leve Knesselare! Klonk het er. Leve Bornhem en ’t Bornhemse bier! Klonk het tegen. Menig Vlaamsch lied – waaronder “Den Vlaemschen Leeuw” deden ze nog in de straten klinken en helmen. Geestdrift zonder einde noch grond! De zangers zullen zeker nooit dien dag vergeten. Merkt aan: Ze hadden 50 fr. Als verstkomenden. (’t Getrouwe Maldeghem, 31 juli 1892)
Wreed lawaai
De ontploffing van Antwerpen (stapelplaats oude kardoezen, 53 doden, 42 vermisten en 62 zwaargewonden) is zeer duidelijk gehoord geworden in onze gemeente door vele persoonen die buiten waren. Iedereen geloofde dat het donderde, doch niemand verstond er zich aan dat er geen vlaag te zien was. Een inwoner onzer gemeente, op weg naar Oedelem, heeft het gerucht der ontploffing gehoord toen hij reeds dicht bij deze gemeente was. Knesselare en Oedelem liggen 15 tot 16 uren van Antwerpen” (Fondsenblad, 9 september 1889).
Zevende zoon
Het huishouden van August Verhougstraete (let op schrijfwijze), werkman in de Hoekstraat, is gezegend geworden met een zevenden zoon. Aan Z.M. de Koning is gevraagd het peterschap te aanvaarden… Dinsdag namiddag werd de zevende zoon gedoopt. Zijne Majesteit had het Peterschap aanvaard en eene milde gift van 150 fr. geschonken aan de gelukkige ouders. De heer burgemeester vertegenwoordigde de koning bij het Doopsel en mevr. Petrus Maenhaut-Verheecke was meter. Te dier gelezenheid luidden de klokken en vele huizen der wijk Hoekstraat-Vaart waren bevlagd ter eere van den kleinen Leopold” (Fondsenblad, 16 en 20 maart 1908).
Een appelaar die rozen draagt
Deze zeldzaamheid iis te zien op het hof van August Mestdagh, de gekende verkooper van De Volksvriend, te Lootenhulle. Een appelaar draagt eene schoone witte roos, zoo groot als een stuk van 5 fr., welke daarbij zeer aangenaam riekt. Die het niet gelooft mag gaan zien, bij de kinderen Mestdagh, wijk Kapelle, alhier. (Fondsenblad, 11 juni 1909)
Eene pekking
’t Was verleden zondag en maandag onze kermis. Die dagen van verzet loopen hier geregeld zonder de minste stoornis af. Dit jaar echter heeft een gekende vechtersbaas van Ursel, die de schrik is van de inwoners dezer gemeente en van het omliggende hier zijnen vechterslust bot gevierd. Zondag avond viel hij eenen jongeling aan, toen deze aan de deur zijner ouders stond, en begon er op te schoppen en te slaan. De moeder kwam toegeschoten om haren zoon te verlorren; zij ook kreeg schoppen en stampen; haar man schoot vrouw en kind ter hulp en werd zoo deerlijk mishandeld dat hij te bed moest blijven. De dader had daarop de vlucht genomen en was naar huis gegaan. Onderweg echter werd hij zelf aangevallen door jongelingen van Oost-Winkel, van wien hij zooals men hier zegt, eene pekking te goed had. Hij is echter zoo erg toegetakeld geworden dat hij ook het bed niet kan verlaten. Het gerucht heeft zelfs geloopen dat hij berecht is, maar dat was overdreven. Niemand heeft echter meedelijden met hem. Wegens de mishandelingen van den smid Strobbe, zijne vrouw en zijnen zoon is eene klacht bij het gerecht ingediend.(’t Getrouwe Maldeghem, 5 juli 1891)