Honderd jaar en meer geleden stonden de kranten vol van anekdotische berichtjes. Onder meer over diefstallen in onze gemeente. Zegt ook iets over armoede van toen.
Zondagnacht kwamen twee gendarmen van Knesselare’s kermis, waar zij in dienst geweest waren, toen zij in een bosch twee kerels met lichtbakken zagen jagen. De gendarmen naderden; een der wildstroopers legde zijn geweer op hen aan, maar den eerste gendarm wierp hem met een kolfslag ten gronde. De andere wildstrooper was gevlucht, docht toen hij zijn makker zag wegleiden, keerde hij zich om en schoot naar de gendarmen, gelukkig zonder hen te treffen. De aangehoudene is maandagmorgend naar Gent gebracht en ondervraagd. (Fondsenblad, 3 oktober 1900)
Diefstal aan de kerk
Sedert eenigen tijd werden er verscheidene vrouwspersonen, meest in het uitgaan der kerk, des zondags hunnen geldbeugel gestolen. Nog onlangs werd een meisje van Ursel Driesch alzoo meer dna 40 frank ontvreemd. Zware vermoedens wogen op eene vrouw dezer gemeente en dientengevolge deed de gendarm De Groote, van Aalter, een onderzoek in de woning der verdachte. Hij vond er verscheidene geldbeugels, welke aangeslagen werden. Het onderzoek werd met iever voortgezet. (Fondsenblad, 31 januari 1900)
Op de kiekenmarkt
In den nacht van vrijdag op zaterdag zijn bij R. Maeyens, schepen te Knesselare, de kiekens gestolen. ’s Morgends vroeg den diefstal bespeurende, nam de zoon des huizes zijn velo en reed recht naar Brugge naar de kiekenmarkt. Daar gekomen, ontmoette hij een parochiaan, met zak op den rug die hem vroeg: mijnheer de notaris, hoe dat gij hier zij? Ja, was het antwoord, ik kom reeds naar de bloedprocessie. En den kerel verdenkende zag intusschentijd de heer notaris rond naar een policieagent, die op zijne wenken toekwam en de man, A.D.B., want ’t was den dief, bij de kraag vatte en aanhield. (’t Getrouwe Maldegem, 9 mei 1897)
Boterdieven
De gewone dieven zijn hier, gelijk alle jaren rond dezen tijd, weder uitgekomen. Voorleden nacht hebben zij een bezoek gebracht aen den kelder van den landbouwer Temmerman. Deze is er van af geweest met een dozijn kilos boter en smout. De policie is op zoek naar de daders (Gazette van Eecloo, 2 december 1896)
Bootdieven
In den nacht van 12 op 13 september deden de gendarmen van Aalter onderzoek op een marktschip dat naar Gent vaarde. Daar er in de vorige nachten in den omtrek hennen gestolen waren, dachten zij sporen van het gestolene te vinden. Zij name er eenen haan in beslag. Alois De Cock van Knesselare, kreeg maandag 30 frank boete wegens verheling. Binnen kort zullen nog een aantal zaken van diefstallen en verheling van Knesselare voor de rechtbank komen. Er zijn in die gemeente in den laatsten tijd inderdaad zooveel strooperijen gepleegd dat men zou denken dat een bende van Baekelandt of Jan De Lichte nestelt. Onlangs werd op den Dries een geslacht varken uit de kuip gestolen; bij eenen landbouwer werd gedorschen haver ontvreemd; overtijd ontdekte men gestolen hennen in Eentveld. Verleden week poogtde men in te breken bij eenen landbouwer aan de Kapelle, terwijl de inwoners in de keuken waren; over eenige dagen werd een varken uit zijn hok gehaald bij De Bruyne en gedood op een naburig stuk land, waar men het liet liggen (Gazette van Eeckloo, 13 december 1896)
Gevonden in het stalleken
Men vertelt daarover in de herberg en langs de straat het volgende: ’t Was den maandag der Jaarmarkt, in den nacht van 8 oktober laatst. De genaamde baas V.R., in het naar huis keeren, ontmoette twee of drij mannen die iets in zakken op den rug droegen. Baas, willende weten wat daarin stak, voelde algauw dat het konijnen waren. De dragers der konijnen gaven alsdan aan baas eenen dubbelen frank om te zwijgen. Deze beloofde het, doch pakte met het geld eene goede pint en beklapte de dieven. De policie deed seffens een onderzoek en men vond waarlijk de gestolene konijnen in het stalleken van den aangeduiden persoon, een daglooner. Deze deed bekentenissen en beloofde het gestolene terug te dragen, hetgeen hij ook deed. (Fondsenblad, 7 december 1888)
Groensels uit de Kloosterstraat
De dieven hebben donderdagnacht hunne ronde gedaan in de Kloosterstraat. Ten nadeele der gezusters Van Hooreweghe werden zeven schoone konijnen en groensels gestolen; ook werden er groensels meegenomen uit de lochtingen van P. Van Severen, D. Van de Velde en de kinderen Van de Kerckhove. (Fondsenblad, 2 december 1888)
Van de patattenkelder naar ‘t gesticht
Een jonge landbouwer, Alfons De Vos, heeft donderdagnacht eene schoone vangst gedaan. Hij betrapte op zijn hof eenen jongen dief, volop bezig met eieren te stelen. De Vos hield den guit aan en sloot hem tot ’t morgends in zijnen aardappelkelder. Van daar werd hij vrijdagmorgend door den veldwachter naar het gemeentehuis gebracht. Die jonge deugniet, pas 17 jaren oud, was aan zijn proefstuk niet; hij was over vier weken ontvlucht uit een verbeteringsgesticht waar hij opgesloten was, voor diefstal en aftroggelarij. Nu is hij terug naar dit gesticht gevoerd. Het is zekere August De Coster, wonende op de Vaart alhier. (Fondsenblad, 26 juli 1891)
Geitenstreek voor sigaren
“In den nacht van donderdag tot vrijdag is er ingebroken in de sigarenfabiek van den heer Vande Walle. Vrijdag morgend vond men de deuren opengebroken, de papieren van het bureel waren doorzocht, sigaren en tabak dooreengeworpen. De kwaaddoeners hadden de petroollamp ontstolen en de kachel doen branden. Er was echter niets anders meegenomen dan eenige sigaren. De plaatselijke policie stelde dadelijk een onderzoek in en reeds vrijdagmiddag waren de daders ontdekt; het zijn twee jonge straatloopers, van 14 tot 15 jaar oud. Waarschijnlijk hadden zij gehoopt geld in de fabriek te vinden. Die twee veel belovende jongens zullen weldra voor hunne geitenstreek bij het gerecht te verantwoorden hebben. (‘t Getrouwe Maldegem, 16 februari 1890)