Epidemie en dood in Knesselare

 

Of we ons nu zorgen moeten maken over een uitbreiding het Wuhan-coronavirus is voer voor een interessant debat. Maar hoe zit dat nu ook weer met vorige epidemieën in Knesselare? We beperken ons overzichtje tot pest, cholera, typhus en pokken. Allemaal ziekten die ook in onze gewesten tot omstreeks 1900 nog voor duizenden doden zorgden.

PEST

Misschien nog het meest tot de verbeelding spreekt de beeldvorming over de pest. Dat blijkt ook uit onze woordenschat (verpesten, mijden als de pest, etc.) Die ziekte ontwikkelde zich in de middeleeuwen in China en werd onder meer verspreid door de invallen van de Mongolen, toen die via de Krim, Zuid-Europa en Parijs ook onze streken bereikten. Dé bekendste epidemie in Europa is de “Zwarte” (of “verschrikkelijke”) Dood” in 1348 (pestis altra).

Volgens sommige bronnen zorgde die voor 75 miljoen doden (waarvan 25 tot 50 miljoen in Europa). In die middeleeuwse periode werden schriftelijke verhalen genoteerd, waarin schattingen spreken over 20 tot 100 procent sterfte in bepaalde gebieden of steden. Knesselare was toen een dorp van een paar honderd inwoners.

De Knesselaarse heemkundige Alfons Ryserhove vermeldt “grote verwoestingen” door de pest in 1564. Maar meer details daarover vonden we niet.

Vandaag komt de ziekte nog nauwelijks voor. Ze is bestrijdbaar met antibiotica.

CHOLERA

In Hamburg stierven in de jaren 1890 nog een kleine 10.000 mensen aan Cholera

De cholera is een infectieziekte (bacterie), die leidt tot diarree en uitdroging, veelal door besmet water, rauwe vis, contact met besmette ontlasting en braaksel… Vandaag is ook die ziekte te behandelen via antibiotica. Kwam in onze streken voor in 1832-1833, 1848-1849, 1851, 1853-1854, 1859, 1865-1866.

Van de epidemie in 1832 was in het Meetjesland nauwelijks sprake. De Aalterse historicus Filip Bastiaen schreef een artikel over een geval in Maldegem (waarbij een hele polemiek woedde over de begraving van het gevreesde lichaam) en vermeldde een andere casus in Lovendegem. Andere bronnen signaleren cholera-gevallen in 1849, 1854-1855-1856 en 1866 en roemen de inzet van de Zusters van Liefde, die zelf “zware offers” brachten bij het vervullen van hun zorgtaken.

Volgens nog andere bronnen vielen er in België in 1849 nog 23.027 cholera-doden, en in 1866 zelfs 43.000, waarvan 2.769 in Gent.

Bronnen over het voorkomen van cholera in Knesselare zijn ons niet bekend.

 

TYPHUS (1846-48 en 1871)

Al heel wat beter zijn we ingelicht over de tyfus. De aardappelplaag zorgde al voor miserie in 1845 en 1846, en in 1847 sloeg de crisis in de spin- en weverijnijverheid toe. De pastoor van Meetkerke schrijft hierover: “In het noorden van Brugge, alwaer de inborlingen noyt gebedeld hebben … kwamen uyt het zuyden zoo veel bedelaers… meest Van Thielt, Wynghene, Aeltere, Knesselare... De aerme menschen spijsden zich met rapen, raeploof, koolzaetbladeren enz. in water gekokt, en wat meel ingeroerd.”..”Er ontstak een vreeselijke ziekte genoemd Typhus, ook in Aeltere, Knesselaere die veel mensen in het graf heeft doen dalen”.

Notities in de handboeken van de familie De Neve in Zomergem (Ryserhove, 1970) bevestigen dat beeld: “Men zegt dat er in Ruysselede en in Wynghene heele menagieën uytgestorven zijn van de honger en van den typhus. Ook in Knesselaere zyn er al boven de vijfhonderd dood, meestal aerme menschen en kinderen in een jaer of twee, dry tijds. De aerme kinderen gaen al lang naer schoole niet meer, maer zy raepen eekels, of trecken speurrie en ander kruyd op het veld; er wordt soep gekookt van raepkoolen en beeten, jae zelfs van pelle van de boomen.”

Nog een interessante bron: De pastoors werden in 1849 door het Bisdom bevraagd over de hongersnood na de aardappelplaag in de “ongeluksjaren 1846-1848”. De antwoorden van de Knesselaarse pastoor Jan Van den Broele werden gekopieerd in zijn liber memorialis.

Een van de vragen was of er priesters “van den typhus of andere ziekten waren gestorven”. “Ik ondergetekende ben eenige dagen overvallen geweest van den typhus in de maend january 1848”, antwoordde pastoor J. Van den Broele. Maar zijn twee onderpastoors ontsnapten niet aan de dood: Josephus Franciscus Willems was overleden in december 1847, en zijn onderpastoor Livinus De Groote overleed bij zijn broer in Oostakker in maart 1848. In de publicatie van G. Gadeyne (‘Oostvlaamse medici en parochiepriesters, slachtoffers van de de typhusepidemie’, 1847-1848) lezen we dan weer dat de “armendokter” Jean-Baptiste Wille hier aan dezelfde ziekte overleed op 5 november 1847.

Volgens Ryserhove leden op een bevolking van amper 4.000 zielen méér dan 600 personen aan tyfus. Hoeveel er aan de ziekte stierven is niet bekend. Volgens hem boekte men in 1847 en 1848 443 overlijdens tegenover 175 geboorten. Een oversterfte ten gevolge van veel factoren van zo’n 130 overlijdens per jaar. “Ganse gezinnen van de arme weversbevolking waren uitgestorven!”

POKKEN (1839, 1851, 1871)

Edward Jenner vaccineert een kind (poster einde de jaren 1800)

De pokken waren een dodelijk virus, maar de mens slaagde erin die ziekte uit te roeien via de welbekende, maar in de jaren 1970 stopgezette inentingen met een koepokkenvaccin. De symptomen waren vooral koorts en blaasjes. De pokken werden overgedragen door speeksel, direct contact, linnengoed, kledij. De ziekte komt nauwelijks of niet meer voor sinds jaren 1970.

De pokkenepidemieën waren extreem dodelijk, met op piekmomenten in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd op sommige plaatsen tot soms 30 procent overlijdens. Nog erger waren de gevolgen van de kolonisatie voor de Azteken en de Inca’s. De lokale bevolking was extreem vatbaar voor dat onbekende ding uit Europa. Niet minder dan 60 tot 90 procent van deze autochtone bevolking zou eraan overleden zijn.

Bij ons liep het niet zo’n vaart, maar er waren toch zware crisismomenten. Zo weten we uit onderzoek (vergelijking medische bronnen met bevolkingsregisters en legerarchief) dat in Tielt in 1839 een achtste van de bevolking (852 op ca 10.000) werd getroffen door de pokken.

In 1851 en 1871 waren er nog grote epidemieën in Vlaanderen en die troffen ook Knesselare …

 

Knesselare (1879)

Ook Knesselare had hier zijn eigen dramatisch verhaal. In het administratief jaarverslag over 1880 wordt opgemerkt dat het aantal inwoners was gedaald en dit “spruit voort uit de in de gemeente geheerst hebbende pokziekte in 1879”. (GR, 4 november 1880).

Dat de gemeente zelf verantwoordelijk was voor het groot aantal doden en voor de uitbreiding die de ziekte had genomen, blijk uit een verslag van de provinciale medische commissie.

August De Jaeger

Op 24 mei 1879 schreef de Knesselaarse dokter August De Jaeger een rapport, waaruit bleek dat de ziekte reeds enkele weken in Knesselare heerste en er reeds meer dan 200 besmetten en 20 doden had geëist.

Op 30 mei 1879 bezocht de voorzitter van de medische commissie onze gemeente. Hij had het gemeentebestuur schriftelijk van zijn komst verwittigd, en gevraagd de dokters van de gemeente hiervan op de hoogte te brengen. Dat was niet gebeurd. “De brave heer heeft uren mogen wachten alvorens de gemeentebestuurders opdaagden”.

Via een grondwerker

Uit het verslag blijkt dat de slordigheid van het gemeentebestuur ‘ergerlijk’ was. Het aantal niet-gevaccineerden in Knesselare was erg groot. Dokter De Jaeger heeft ten tijde van de pokziekte een duizend inentingen verricht. Dokter Wille een 160-tal.

August Wille

Uit een rapport van dokter August Wille, wiens vader overleden was aan typhus (zie hoger), bleek dat de ziekte einde januari 1879 in Knesselare moet binnengebracht zijn via een grondwerker van Duinkerke. Een snelle uitbreiding ervan werd in de hand gewerkt door de ellendige toestand waarin de bevolking toen leefde. “De ellende en de zeer trieste hygiënische omstandigheden waarin de bevolking leefde, tart elke verbeelding”, aldus het rapport. In de loop van maart was gans de gemeente met de pokziekte aangetast. Op 2 juni 1879 waren er reeds een 25 slachtoffers gevallen.

De medische commissie had een algemene desinfectie gewild van alles waarmee de besmetten in aanraking waren gekomen. Hiervoor waren er twee opties: wassen of verbranden, maar dit bleek niet mogelijk: “De woningen in Knesselare zijn zo gebrekkig onderhouden, zo vervuild, zo weinig verlucht, dat hiervoor een zeer groot aantal mensen nodig ware geweest. De gemeente beschikt echter niet over voldoende middelen”, zo schrijven de rapporteurs.

Uiteindelijk looft de commissie toch de inzet van de twee geneesheren. Aan hen was het te danken dat niet meer slachtoffers vielen. (Bronnen: gemeentearchief, en J. Küborn, ‘Epidémie de variole à Knesselaere’)

Toevallig

De Gazette van Eecloo schrijft op 20 juli 1879: “Na alhier omtrent drie maanden geheerscht te hebben, heeft de pokziekte sedert eenige dagen ons grondgebied verlaten. Onder het opzicht van de gezondheid is Knesselare eene der gunstigst gelegene gemeenten van Vlaanderen: het uitbreken van de gevreesde ziekte alhier is gansch toevallig geweest. Het was door een persoon, met pokken besmet en uit Yperen naar Knesselare overgekomen, dat de besmetting ontstond en hier eene vreeselijke uitbreiding nam. Die treurige omstandigheden hebben wij bekocht met 27 menschenlevens!

Hier moeten we bijvoegen dat, gelijk altijd, de heilzame invloed van de inenting daarbij nogmaals is gebleken. Geen enkel persoon die de koepokinenting had ondergaan, is het slachtoffer van de ziekte geworden. Boven het verlies van 27 ingezetene heeft de gemeente veel stoffelijke schade geleden. Door iedereen werd ons zoo zwaar beproefde dorp ontweken: onze gewoonlijk zeer bezochte juni-kermis is geheel onopgemerkt voorbijgegaan, en ook heeft de loopstrijd voor paarden, alle jaren te dier gelegenheid gegeven en die telkens zoo veel volk naar Knesselare aantrok, ditmaal niet plaats gehad.”

(*) Lievin De Groote overleed hierop 41-jarige leeftijd (Bron: lijst ‘OOSTVLAAMSE PAROCHIEPRIESTERS OVERLEDEN AAN ,TYFUS” TUSSEN 1-1-1847 EN 2-5-1848 39’), hulppriester Joseph Willems was amper 30 jaar.

Als toemaat een interessant filmpje over De zwarte dood…

PS: Andere dodelijke epidemieën waren onder meer De Spaanse Griep (einde WO1, volgens sommigen goed voor 3 procent mortaliteit), mazelen, e.a. Bovenstaand artikel geeft alleen een impressie. Wel viel het ons op, bij het raadplegen van verschillende scripties en artikels/boeken dat de cijfers heel sterk verschillen. Historisch onderzoek over epidemieën in onze regio staat nog maar in de kinderschoentjes.

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s