In onze reeks Arendsoog proberen we de lezer attent te maken op de details van de omgeving. Een vorige keer hadden we het over een vreemde garage. Meer hierover in dit tekstje. Deze keer wijzen we u op een merkwaardig hoekje (“een poortje, een dichtgemetseld deurke en een vensterke”), maar dan toch eentje dat jaren lang belangrijk was voor onze Knesselaarse gemeenschap. Waar kunnen we het vinden?
Hierboven de foto van deze editie van Arendsoog. Voor de passant die al eens zijwaarts kijkt, misschien niet zo’n moeilijke opgave, alhoewel … Het gaat om deuren met een verhaal. Met deze foto brengen we een klein eerbetoon aan een wereld die verdwijnt. Je kan er gewoonweg niet naast kijken. Maar waar is deze foto genomen en wat wordt er getoond? We leggen het een volgende keer uit. Zoals we hieronder wat toelichting geven bij de vraag van vorige keer.
Toen dat nog allemaal kon …
Niets is wat het lijkt. Of toch wel? Een vorige keer toonden we een garagepoort met pal daarboven in beton gegoten het woord ‘garage’. Woont daar nu een echte autofreak of is er een andere verklaring? Natuurlijk is die er. Het gebouw wàs een garage,maar dan niet één voor het stallen van een auto, wel voor de reparatie ervan. En pal in het dorpscentrum dan nog, met name in de Kwadamstraat (toen nog deels Hellestraat, deels Kloosterstraat). Christoph Mouton stuurde ons het snelst een juist antwoord.
Octaaf Strobbe was de eerste garagist van Knesselare. Na studies in de vakschool van Brugge en na wat stagejaren bij een garage in Maldegem vestigde hij zich als garagist in de magazijnen van het ouderlijk huis op het Drieselken, nu magazijn van Willem Strobbe. “Kruidenierszaak en garage naast elkaar, dat was in die tijd nog helemaal niet problematisch”, aldus Arnold.
Na zijn huwelijk met molenaarsdochter Clara De Somer, einde de jaren dertig, vestigde Octaaf zich in de nieuw gebouwde garage in de huidige Kwadamstraat. “Toen ik klein was, heette die grindweg zowel de Kloosterstraat als de Hellestraat. Tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog bezaten nog niet veel inwoners van Knesselare een auto”, vertelt zijn zoon Arnold Strobbe.
Octaaf was behalve garagist ook hersteller en verkoper van bromfietsen (NSU). Hij was ook elektricien en radiohersteller.
Arnold: “Hij vertelde heel dikwijls over de elektrificatie van de kerkklokken van Knesselare. Hij moest daarvoor altijd hoog boven de grond op de gewelven lopen en op een keer ‘mistertige’ hij zich en viel bijna naar beneden. Hij deed er zo’n schrik van op dat hij de pastoor direct erna vroeg om nooit meer de klokken te herstellen.”
“In die winkel, voorzien van een kleine etalage met paravans, bevonden zich vooral moto’s en brommers van het merk NSU, ‘mobylettes’, radio’s en allerlei elektrische benodigdheden, zoals lampen en accessoires voor moto’s, brommers en auto’s. Nieuwe wagens werden er niet te koop aangeboden”.
Octaaf Strobbe verkocht alleen auto’s in onderaanneming met handelaars uit Gent en Tielt. Eerst verkocht Octaaf het merk Renault, daarna Citroën en ten slotte Simca.
De garage was voor die tijd al goed ingericht met twee grote smeerputten en een opslagplaats voor autobanden. Aan de garagepoort stond oorspronkelijk een ouderwetse benzinepomp die vooral door de vrouw van Octaaf met de hand werd bediend. Later kwam er een modernere elektrische benzinepomp van het merk Shell.
Octaaf was gekend als een goede vakman en liep steevast gekleed in een met olievlekken besmeurde overall, een alpin op zijn hoofd en een smeulende zelfgedraaide sigaret in zijn mondhoek. Nochtans was er in het midden van zijn eigen garage op een grote cementen steunbalk in koeien van letters geschilderd : ‘Verboden te roken’. Als Octaaf goed gezind was en het werk goed vlotte, zong hij liedjes die hij op de lagere school bij meesterke Stevens geleerd had. Als het werk tegenging, vloekte hij dat het ketterde met de beginwoorden ‘millemillemillemille…’ maar nooit liet hij er ‘jerdedjuu’ op volgen, want dat moest je toen nog gaan biechten!