In het zuiden van ons dorp ligt een kanaal met een geschiedenis. Een schilderij in het Groeningemuseum vertelt een verhaal van imposante graafwerken. Het kwam deze week in de belangstelling. Een bloedig conflict tussen Gentse Witte Kaproenen en Brugse delvers was één van de eerste feiten in de Knesselaarse geschiedschrijving.
Elke week leiden Jos Vandervelden en fotograaf Alexander Dumarey de lezer en kijker op de VRT-website naar een plek in Vlaanderen of Brussel waar onze grootste schilders hun schildersezel opstelden. Voor deze week viel de keuze op het schilderij ‘Het graven van de Gentse vaart’ van Jan Garemijn. Aan de “miseriebocht” in Sint-Joris werkten halfweg de jaren 1700 zo’n 5.000 kanaaldelvers.
Maar het kanaal was een van de oudste van Europa. Al in de Middeleeuwen wilde het machtige Brugge Leiewater ophalen om de verzanding van het Zwin te bestrijden en om de Brugse handel richting binnenland te ondersteunen.
De Gentenaars en schippers op de Leie vreesden concurrentie. Het verhaal sleept tientallen jaren aan. In 1382 leidde het conflict tot de Slag om Beverhoutsveld, waar de Bruggelingen “als kuikens werden neergeslagen”. Maar dat was niet het eerste geweld. Eerder al hadden de Witte Kaproenen, een Gents militiekorps “dood en verderf gezaaid onder de kanaalgravers”.
Pas vanaf de jaren 1600 vonden Brugge en Gent mekaar om de vaart verder uit te bouwen. Een volgende verbetering kwam er halfweg de jaren 1700, onder de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia. De Bruggeling Jan Garemijn schetste en schilderde deze werken net buiten Sint-Joris, waar het delven ter hoogte van de Miseriebocht bijzonder zwaar was, wegens het voortdurend dichtslibben van de doorgang. Vandaag kunnen er schepen varen tot 1500 ton. Vijf keer meer dan in Garemijns tijd. De matige binnenvaarttrafiek kreeg er gezelschap van de bloeiende pleziervaart. Het schilderij van Garemijn is te zien in het gerenoveerde Groeningemuseum in Brugge.
Informatie hierover verscheen op de Webstek VRTNWS
Knesselare
In hun historisch werk over de gemeenten van Oost-Vlaanderen verwijzen de auteurs De Potter en Brouckaert in hun hoofdstuk over onze gemeente (1868-1870) naar de gevechten met de Witte Kaproenen in Knesselare en Aalter. Als bron vermelden ze Nicolas Despars (1522-1597), Chronijke van Vlaenderen, II, 499. Hieronder een kopie van hun tekst..Is de herinnering aan dit treffen in Knesselare vrij levendig gebleven? Misschien. Ze kwam aan bod in stoeten op het einde van de jaren 1800 (zie foto) en in een stoet in 1960 (foto Witte Kaproenen in de nieuwe Bethunestraat). Het is waarschijnlijk dat de stoetenbouwers van toen zich baseerden op de geschriften van De Potter en Brouckaert (ca 1870), die op hun beurt inspiratie vonden bij Despars (16de eeuw).

De Witte Kaproenen aangevoerd door Jan Hyoens, in een stoet omstreeks 1960, ter hoogte van de Bethunestraat. Stoere voorman is (o.v.) Marcel D’Hondt.
,