Elfjuli is het moment om even stil te staan bij het flamingantisme in Knesselare. Ontstaan in 1893, in het kader van de brede Vlaamse Beweging, waren het vooral de Knesselaarse Strijdbroeders die de Vlaamse kar trokken. Een brokje historisch leesvoer in het kader van de Vlaamse Feestdag.
Dat flamingantisme uitte zich in de prominente rol van de Vlaamse Leeuw op de vlag, maar vooral in de keuze van sprekers en onderwerpen voor de maandelijkse vergaderingen, de liederen, de organisatie van guldensporenfeesten en de deelname aan Vlaamse manifestaties. Zelfs op de concertavonden was de Vlaamse strijd prominent aanwezig: “De feeste was uitsluitend Vlaamsch, dit maakt hare groote weerde uit, alsook dat zij gansch kosteloos was”, noteert verslaggever Alfred Segers in 1903.
Medestichter en onderwijzer Alfred Segers getuigt hierover uitgebreid in zijn toespraken in de jubileumjaren 1943 en 1953. “Notaris Maeyens schonk ons een prachtige leeuwenvlag. In die tijd snauwden sommige beambten, die ook met ons geld betaald werden ons toe Comprend pas”. Op herbergen stond er op Fransche uitsteekborden in Knesselare Au roi d’Espagne en ginder op die hoek A la belle vue.
Onder impuls van de Strijdbroeders kiezen enkele herbergiers voor Vlaamse varianten. (Misschien moet ook de dag van vandaag maar eens een sympathieke premie worden beloofd aan winkels en bedrijven die gaan voor hun eigen taal, maar dit terzijde).
Goed om weten: begin de jaren 1900 werd in middelbaar en hoger onderwijs, in het parlement en in het leger in Vlaanderen vooral Frans gesproken. De Maldegemse krantenuitgever Victor De Lille, samen met de Knesselaarse journalist en dichter August Victor Bultycnk erelid van de Strijdbroeders, schrijft dan: “België gelijkt aan een beddeken waar Waal en Vlaming samen slapen, maar de Waal moet altijd de schoonste plaats hebben en hij trekt de warme dekens naar zijn kant”.
Eén voorbeeldje uit de politiek: bij de laatste verkiezingen voor de Eerste Wereldoorlog stuurt het arrondissement Antwerpen zes senatoren naar het parlement. Vijf ervan spraken geen Nederlands.
Alles Fransch en Fransch
Een van de interessantste stukken uit het archief is een toespraak van bestuurslid Alfons Arnaut over de taalsituatie op het einde van de jaren… 1800. “Ga naar de steden en groote dorpen, alleman spreekt maar in ’t Fransch. Men koopt, men verkoopt, men bestelt, men gebiedt, men ontvangt bevelen in ’t Fransch. Dit hooren we alle dagen en de knechten en meiden die in stad hebben gewoond, hunne taal gelijkt aan een orgelspel vol valsche noten… De bijzonderste familiën in stad spreken allen Fransch, die van den buiten apen de steedsche na… Hoe gaat het te Brussel in die kabinetten, in die middenbesturen, in die groote bureelen? Alles Fransch en Fransch!… Onze onderwijsgestichten, en zoo zijn er vele, verfranschen de opvoeding onzer zonen. Het gaat zoo ver, dat Vlaamsche jongelingen bijkans in ’t Vlaamsch niet kunnen bidden… De nonnen vooral maken van onze meiskens fransche typen… Zijn wij dan geen vrije Vlamingen meer?…”, aldus nog Arnaut.
De Strijdbroeders marcheren mee op tal van Vlaamse manifestaties, Guldensporenfeesten en demonstraties. Ook voor vieringen in eigen gemeente wordt een bijzondere inspanning gedaan. “Eene plechtige hoogmis werd ter intentie der Vlaamsche Strijdbroeders opgedragen. Na de mis werd op het Dorpsplein de Vlaamsche Leeuw gezongen. ’s Namiddags was het volop feest in de patronage… Twee luchtballen, die statig omhoog rezen verkondigden wijd en zijd dat de heuglijke gebeurtenis te Knesselare gevierd werd”, schrijft Het Fondsenblad.
Schoone Vlaamsche menschen
Ook voorzitter Adolf Rodts roept in zijn jubileumtoespraak in 1943 herinneringen op: “Heeft Knesselare meegedaan aan den vlaamschen stryd dan is zulks vooral te danken aan de werking der Vlaamsche Strydbroeders, … aan hunnen verspreiding van het vlaamsche volkslied. Zy hebben slapenden gewekt en van onverschilligen overtuigde vlaamschgezinden en vlaamschvoelende menschen gemaakt.” Volgens Rodts is de taak van de vereniging “om van hun volk te maken: schoone Vlaamsche menschen!”.
Vooral voorzitter Maeyens en schrijver Alfred Segers zorgen hier voor flamingante sprekers, ondertekenen Vlaamse vertoogschriften, steunen Vlaamse tijdschriften, monumenten en standbeelden voor Vlaamsgezinde schrijvers en voormannen.
De Strijdbroeders zijn aanwezig op de IJzerbedevaarten (“Diksmuidedagen”). “Zij die dit schouwspel voor de eerste keer zien, slaan de handen ineen vol bewondering. De weide kon de menigte niet bevatten” (Segers, 1934)… “11 juli is onze feestdag en dan laven wij ons aan vaderlandsliefde” (Segers, 1953).
In de jaren 1930 zweept Segers zijn troepen op: “Wij, erfgenamen van Lamme Goedzak, blijven onverschillig toezien… De taalwetten blijven ze overtreden.”
Den Duitsch
Na de Tweede Wereldoorlog is er ook onrust. Ook sommige woningen van Vlaamsgezinde Strijdbroeders worden besmeurd. “Er waren geanimeerde discussies over al of niet gefundeerde aantijgingen tegen het loyale gedrag van sommige leden. De vergaderingen eindigen op een verkiezing, waaruit bleek dat de beschuldigingen niet inslaan”, aldus de latere deken Walter Van Ryckeghem. Op de vergadering van november 1944 stellen sommige leden de vraag: “Dient er in de maatschappij soms geene zuivering gedaan?”. Verslaggever Segers schiet uit zijn krammen: “Kom met feiten, noem de personen. De aangeklaagden kunnen zich dan verdedigen.” Ook de toneelkoepel wordt genoemd, maar het antwoord van de jonge Van Ryckeghem is duidelijk: “Dat is geen Duitsche instelling. Tijdens de bezetting werden er toneelstukken uitgevoerd. Is dit eene onvaderlandsche daad?”, vraagt hij. Guilty by association, heb bestond ook toen al …
Na een korte onderbreking is er vanaf 1948 weer een elfjulifeest “met elk drie pistolets met hesp en koffie… en de voorzitter tracteerde met een havana…en de kas met een demi”, aldus de schrijver, die weer spreekt van “Vlaamse leute zoals we in lang niet meer meemaakten”. Heel actueel misschien is zijn commentaar op het seperatisme van de Walen: “Ze houden Congres in Wallonië en roepen “Los van België”… Moesten de Vlamingen dat durven, morgen zouden zij zuchten in folterkampen.”
It’s the economy, stupid
Vanaf de jaren 1950-1960 dienen zich nieuwe generaties en nieuwe strijdpunten aan. Na de taalstrijd komen nu economische en politieke eisen op de agenda. Dat uit zich ook in de honderden voordrachten en activiteiten. Wie dezer dagen de krantenberichten las over de miljardengeldstroom van Vlaanderen naar andere gewesten weet waarover dit gaat.
Leden blijven elfjulivieringen organiseren, nemen deel aan betogingen, etc. In 1961 looft deken Maurits Hooft de deelnemers aan de eerste Mars op Brussel. Burgemeester Maurits Devreese strandt met zijn wagen onderweg op de nagels die francofonen op de wegen hadden gegooid.
De jonge Wilfried Martens, op dat moment voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging, komt in 1961 en 1968 spreken over ‘De toekomst van de Vlaamse Gemeenschap’: “De Vlamingen zijn goed voor 68 procent van de lagere schoolleerlingen, 55 procent van de scholieren en slechts 38 procent van de universitairen. Tegenover 67 % Vlaamse soldaten staan 35 % Vlaamse officieren…” De deken dankt Martens “omdat hij ons een injectie gegeven heeft van Vlaams gevoel”.
Vooral onder impuls van Omer Mattheeuws worden in 1964 in Knesselare een dertig Vlaamse leeuwenvlaggen verspreid… “Schoon vertoon van het Vlaams gevoel in Knesselare”, aldus de griffier.
De Strijdbroeders zamelen geld in om een tegel te plaatsen in de nieuwe IJzertoren, nadat de oude toren (°1926-1946) door onbekenden was gedynamiteerd. Op 25 juni 1973 vraagt men het gemeentebestuur deel te nemen aan de bloemenhulde bij de IJzertoren, waar de gedenkstenen worden geplaatst.
In 1971 spreekt nog eens de ‘taalgrensschilder’ Flor Grammens over de taalstrijd. De zeventiger moedigt hier de jongeren aan: “Ik hoop dat gij jongeren zult begrijpen dat de flaminganten uit die tijd geen naïeve romantiekers waren, maar mensen die gewerkt hebben aan uw toekomst”.
Engagement

Uit het Gulden Boek van de Rederijkers, waarin heraldicus Edgard Buyse met mooie illustraties zorgde voor een herinnering aan de lezingen (voordracht 1995)
De jongste decennia vermindert het uitgesproken Vlaams engagement, maar het blijft op de vergaderingen nu en dan opduiken tussen veel andere culturele, politieke en economische thema’s die er aan bod komen. Dat heeft veel te maken met de Sprong Voorwaarts die de Vlaamse Leeuw in de twintigste eeuw heeft gemaakt.
In de recent gewijzigde Statuten (2017) blijft vermeld dat “Het uitdragen van de Vlaamse identiteit en het verdedigen van de Vlaamse rechten” een doelstelling blijft naast “het ijveren voor de culturele ontwikkeling en ontspanning van haar leden en van de plaatselijke gemeenschap” en naast “het beoefenen van kunst en kunstzinnige vrijetijdsbesteding” (toneel).
De Vlaamse leeuw blijft een onderdeel van het wapen van de Strijdbroeders/Rederijkers (naast het oude Knesselaarse wapenschild – een zilveren kruis op zwarte grond – en de afbeelding van de patroonheilige Sint-Elooi. In een interne bevraging van de leden (2017) bevestigen die met ruime meerderheid dat de Vlaamse symboliek behouden moet blijven op algemene jaarvergadering en elfjuliviering.
Elfjulivieringen

Mooi tafereel uit een stoet van 1897. Strijders staan klaar om met hun Heer Jan Van Knesselare de Fransen aan te pakken met hun goedendag (1302).
Die elfjulivieringen waren er bij de Strijdbroeders al bij vanaf 1893. In het lokaal wordt die dag de vlag uitgehangen. Het lokaal wordt “met transparent en balonnekens verlicht”. Men eet brood met hesp en bezoekt de vrienden-tappers. Het gebeurt ook dat men op de dorpsplaats koorzang uitvoert. En nu en dan trekt men er – het toerisme van toen – met de fiets op uit: naar Damme, Breskens, Terneuzen, Gent en andere Oost- en West-Vlaamse steden, naar de Leie, en “dikwijls” naar Diksmuide.
Na de Tweede Wereldoorlog volgen de auto-uitstappen, later echte rally’s. ’s Avonds is der dan “dampende koffie, belegde broodjes, een gezellig praatje met hier een daar een discussie zoals het een rederijker past”.
Omstreeks 1960 treden de Strijdbroeders met hun Guldensporenherdenking naar buiten en organiseren samen met het gemeentebestuur op het kerkplein Guldensporenfeesten, met volksdans, muziek, zang, declamatie en vlaggenzwaaien, maar vooral ook met toneel. De hele gemeenschap werd bij het elfjulifeest betrokken In 1961 en 1962 is het feest in de hovingen van Hilaire Ryserhove (later ‘t Withof, Veldstraat). “Om 20 uur stoet met muziek op kop en al de vlaggen van de plaatselijke verenigingen. Ongeveer 500 aanwezigen volgen een muziekuitvoering, een zangcrochet, optreden van de BJB-meisjes met ritmische oefeningen, vendelzwaaien van de BJB-jongens” …
Die feesten groeien stilaan uit tot gemeentelijke 11-julivieringen met een openbaar karakter. Deken Walter Van Ryckeghem is ook voorzitter van de jonge cultuurraad, die later de organisatie van elfjulivieringen overneemt. Die traditie kreeg het na tegenslagen en allerlei organisatorische problemen (geschikte accommodatie) uiteindelijk moeilijk. De jongste jaren is het de fanfare die de meubelen redt.
Uitstap
De Strijdbroeders/Rederijkers behouden wel hun eigen elfjuli-uitstap. De uitstappen gaan nu naar vele tientallen bedrijven (van de Brugeoise tot Claeys Zedelgem, van de kanaalzone tot de haven van Zeebrugge, van de Knesselaarse houtbuigerij tot de Knesselaarse leerlooierij, van UCB Zandvoorde tot Piano’s Maene Ruiselede en tientallen andere). Voorts naar tal van musea en kastelen, naar Vlaamse maar ook Waalse en Frans-Vlaamse steden (dit jaar op 11 juli naar Lessen en Doornik)
Er worden guldensporenrally’s, boottochten en autozoektochten georganiseerd, drie edities van Eén tegen allen, en uitstappen
Bij de Strijdbroeders werd er 125 jaar lang al gezongen en gefeest. Maar dat is dan weer stof voor een ander verhaal.
JVdC
Epiloog
“De rede van meester Ryserhove was het enige punt in het programma dat aan 11 juli herinnerde… Ofwel is het Vlaams bewustzijn in ieder van ons in slaap gevallen, ofwel moet toekomend jaar gezorgd worden voor een heropflakkering”… (verslaggever apotheker Julien Vandeweghe, jaren 1960)
Uit de oude doos (en in de gezwollen taal van toen): het Strijdbroederslied:
Meester Segers noteert: “Na de bijeenkomst stapten we fier, op maat en in rang door de straten en ’t galmde:
Strijders waren onze vaadren,
Houw en trouw aan God en vorst
Vlaams van bloed in hart en aadren
Katholiek van ziel en borst
Wij willen aan de Walen
Niet langer zijn verknecht
Wij willen Vlaamsch: dat is ons tale
Wij willen Vlaamsch: dat is ons recht
Toemaatje