9 mei 1940… Knesselare, een klein dorp in de oorlog

 

8 mei. Wapenstilstand. We hebben er weinig van gemerkt. Maar het was ongetwijfeld de meest bewogen periode van de jongste honderd jaar. Knesselaars Nieuws start een reeks met een uitgebreide terugblik op die tijd.

Dit eerste artikel was ook het eerste van een reeks die in de jaren 1980 werd gepubliceerd in het blad Uilenspiegel. Die reeks werd gebaseerd op archiefwerk, maar ook op getuigenissen van onze eigen mensen. Ze is soms gekruid met pittige anekdoten, maar vrij van opgeschroefde sensatie. In deze eerste bijdrage behandelen we de aanloop tot 9 mei, de eerste dag van de Tweede Wereldoorlog. Een inleidend kader, zo u wil.

De spanning stijgt

Hitler op het toppunt van zijn macht (1938). Een paar jaar later hangt zijn portret ook in Knesselare

De late jaren ‘30… Ook in onze gemeente volgt men de internationale toestand met steeds toenemende spanning. Men leest in de kranten en hoort via de radio hoe Duitsland opnieuw een sterke natie wordt. Redevoeringen van Hitler worden ook hier beluisterd en ook andere “groten” , zoals Stalin, Franco, Mussolini, DaIadier en Chamberlain zijn voor onze mensen geen onbekenden.

Om uiteenlopende redenen zegt België het militair akkoord met Frankrijk op en verklaart het zich neutraal in alle internationale geschilIen. Hierdoor wordt het echter verplicht zijn militaire inspanning voor eigen verdediging te vergroten en o.a. de militaire dienstplicht te verlengen (van 12 tot 17 maanden).

In maart ’38 proclameert Hitler de Anschluss van Oostenrijk en zes maand later annexeert hij het Duitstalig Sudetenand in Tsjechoslovakije (met de goedkeuring van Engeland en Frankrijk). De schrik voor een oorlog zit er bij onze mensen al goed in. Na de annexatie van het Sudetenland wordt hier een mobilisatie afgekondigd.

Mobilisatie

Willy Verhoestrate (zadelmaker, later de waard van de herberg op ’t dorp ’t Burgerwelzijn, na naamsverandering Het Wit Paard, op De Plaats, hoek van de Kerkstraat) vreest net als veel anderen, dat ook hij zal moeten vertrekken. Hij trekt naar het gemeentehuis, waar een grote tafel vol briefjes ligt. Tussen die mobilisatiebriefjes vindt hij het zijne en dat van zijn broer Gentiel. De broers beseffen niet dat niet zij, maar hun ouders kort nadien dramatisch worden geconfronteerd met de gruwel van de oorlog (daarover hebben we het later).

Verschillende ‘klassen” moeten hun eenheid vervoegen in diverse streken van het land. Deze eerste paniek duurt echter slechts enkele dagen en onze soldaten keren weldra terug naar huis. Hun echtgenoten ontvangen voor de afwezigheid van hun kostwinners 8 frank per dag.

In maart ’39 bezet de Wehrmacht de rest van Tsjechoslovakije en op 1 september van datzelfde jaar begint de inval van de Duitse Iegers in Polen.Opnieuw volgt er hier een mobilisatie, voor sommigen het begin van een lang avontuur. De meesten zullen nu onder de wapens blijven tot het uitbreken van de oorlog in mei 1940, sommigen als krijgsgevangene nog enkele maanden langer. Willy Verhoestraete vertrekt hier eind augustus ’39 en zal pas begin 1941 definitief naar Knesselare kunnen terugkeren.

Wat te doen?

Op ons gemeentehuis wordt men nu overstelpt met onderrichtingen betreffende de veiligheid van de inwoners bij mogelijk onheil en met een hele reeks maatregelen (o.a. opeisingen) die in geval van oorlog moeten worden genomen.

Zo lezen we in een brief van oktober ’39 dat “door den heer luitenant Monitor De Poorter wekelijks onderricht gegeven wordt aan de leden van de Burgerlijke Wacht en andere inwoners over de bescherming tegen luchtaanvallen en het inrichten van huiskelders als schuilkelders”. Men krijgt onder meer de raad een emmer water en vodden klaar te leggen. Natte vodden voor de mond houden zou helpen bij een gasaanval…

In 1940 hoorde men de klaroen liever niet. Leon Van de Casteele en Michel Mouton moesten met sireen en klaroen het volk informeren

Als gemeentelijke alarmgevers worden hier aangeduid René Sierens, ’s nachts verbonden aan het Provinciaal Alarmcentrum, en de claironblazers van de fanfare: Leon Van de Casteele (ook aangesteld voor de sireen), August Bouilliart en Michel Mouton (brief 15,100/1939).

Regelmatig komen hier telegrams binnen die “Bestendigheid luchtalarm” opleggen.

In januari 1940 wordt meegedeeld dat men bij een eventuele vIucht uit de woonplaats niet meer dan 25 kg tuig per persoon mag meenemen. Wat men in dat geval zeker moet meenemen is “een beddendeken, een zak om op te slapen, levensmiddelen voor 48 uur (brood, beschuit, verschillende conserven), zekere medicamenten, kledingstukken, schoeisels en Iinnen voor het toilet, geld en waarden”.

Neutraliteit (nog even)

Alhoewel het Belgische leger ondertussen wegens zijn neutraliteit verdedigingsstellingen uitbouwt tegen zowel Engeland en Frankrijk als tegen Duitsland, is de stemming bij de bevolking en bij de overheid in hoofdzaak bepaald door argwaan tegenover Duitsland. Voor de jongere generatie, die de Eerste Wereldoorlog niet beleefde, is deze toestand echter ook een avontuur. De grote schrik van de eerste mobilisatie van 1938 is stilaan verdwenen, te meer daar verschillende perioden van alarmtoestand steeds opnieuw worden onderbroken door perioden van relatieve kalmte.

Ten tijde van de carnavalfeesten van 1940 komt hier wel een verordening toe dat “maskers verboden zijn… en dat wegens tijdsomstandigheden het wenschelijk is dat de Carnavalfeesten dit jaar een bijzonder gematigd karakter hebben”, maar het leven gaat hier stilaan weer zijn gewone gang. Voor de gemobiliseerden is het een vervelende tijd, waarbij men soms van de ene plaats naar de andere trekt zonder te begrijpen waarom dat gedoe allemaal nodig is.

Zo trekt Willy Verhoestraete als gareelmaker van het Vierde Linie mee van Zuienkerke en Bredene naar Antwerpen, Hove en Schilde, en later met het 24ste Linie van Schravenwezel naar Oostduinkerke, nadien naar Leuven om zo uiteindelijk nog voor het uitbreken van de oorlog in Hasselt te belanden. Soldaten krijgen hiervoor één frank per dag soldij en hun ouders of echtgenoten ontvangen als troostende financiële tegemoetkoming ook enkele franken. Per maand mag men 4 à 5 dagen verlof nemen. Ondertussen verloopt de tijd.

Theofiel De Lichte, burgemeester (nog even…)

In Knesselare is ondertussen Theofiel De Lichte burgemeester (verkozen op 16 oktober 1939). Naast hem zetelen in de gemeenteraad Victor Wittevrongel, Henri Gussé, Jules Buyse, Julien Dombrecht, Victor De Baets, Adolf De Baets, Camiel Van Driessche, Frans De Buck, Maurice De Sutter en Adolf Maertens.

Op 8 mei 1940, twee dagen voor het uitbreken van de oorlog vergadert de gemeenteraad en behandelt men er – er is nog niets aan de hand – onder meer de dienstjaarrekeningen van de C.O.O. (later OCMW) en van de Kerkfabriek en de wegenwerken die in 1940 nog moeten worden uitgevoerd.

Oorlog

In de avond van 9 mei worden in Brussel al alarmerende geruchten over een te verwachten aanval van de Duitsers ontvangen. Op 10 mei, vroeg in de morgen, maakt een Duitse invasie een eind aan de Belgische neutraliteitspolitiek.

Maria De Vos (Kerkstraat) hoort, net als sommige andere inwoners, in de late nacht het geronk van vliegtuigen die onze streek overvliegen.

Walter Van Ryckeghem, onderwijzer, verneemt via een radiomededeling dat Duitse vliegtuigen bombardementen hadden uitgevoerd boven Belgisch grondgebied. De omroeper meldt dat men “niet weet wat dit betekent” …

Jozef Arnaut, onderwijzer in de jongensschool, op weg naar de mis van 7 uur op die zomerse meidag, moet op zijn stappen terugkeren, want andere inwoners van de Kloosterstraat brengen hem op de hoogte van het akelige nieuws.

Als een strovuur loopt het nieuws rond in het dorp. Tientallen mensen lopen zenuwachtig heen en weer, niet goed wetend wat te doen… Er is geen school, men gaat niet werken. Op het gemeentehuis komt een telegram aan met het bevel voor “bestendigheid luchtalarm” en iets later volgde brief: “Ik heb de eer u te berichten dat de heer Minister Van Landsverdediging vanaf hedenavond over gansch het land absolute alarmverlichting heeft bevolen”.

Tezelfdertijd komt via een brief van de Rijkswacht van Aalter het bevel tot algemene mobilisatie (FASE E).

België doet in deze omstandigheden onmiddellijk een beroep op Groot-Brittannië en Frankrijk als medegaranten van de Belgische onafhankelijkheid, en reeds om 6.35 uur geeft het Franse hoofdkwartier het bevel tot de intocht van de Franse troepen in België.

Spektakel

“Die Duitse vliegers in de lucht… dat waren gelijk vogelkes” (Foto Hooft, mei 1940)

Omstreeks 7 uur steken de eerste Britse en Franse troepen de grens over en voor de middag rijden licht gemotoriseerde eenheden van het Franse leger reeds via de Hellestraat ons dorp binnen. Zij begeven zich naar “het front”.

“Onmiddellijk doortrokken de Franse kolonnen het dorp, aanhoudend … Aan de Tramstatie splitsten ze zich, deels voorttrekkend langs Westvoorde naar Gent, of langs Maldegem richting Nederlandse grens.

Honderden inwoners staan onder een stralende hemel het spektakel met vertwijfelde gevoelens te aanschouwen als plots omstreeks 14 uur Duitse vliegtuigen boven onze gemeente opduiken… Ze werpen onverwacht bommen uit naar de voorbijtrekkende troepen. Jozef Arnaut: “Het waren gelijk sigaren met vleerkes die uit de lucht vielen… Iedereen vluchtte naar huis, sommigen doken in de greppels… ’t Vuur was eruit, we moesten ze niet meer zien, die Franse soldaten!”.

Ook onze soldaten aan het front werden overdonderd. Hilaire De Neve zat achter het Albertkanaal. “De Duitse vliegtuigen waren lijk een bende vogels. Ze keken efkes naar ons en keerden terug”. Willy Verhoestraete zat in Hasselt: “Er was veel afweergeschut, maar ge moet niet denken dat er eenen Duits vlieger uitviel hé”.

“Een twintigtal projectielen kwamen neer tussen de Tramstatie en de kerk, grotendeels achter de huizenrij van de Veldstraat. Er vielen ook heel wat brandbommen”, schrijft Alfons Ryserhove in zijn artikel ‘De oorlog 1940-1945 te Knesselare’:

Wat er dan gebeurt, lees u in een volgende aflevering. De oorlog is begonnen.