Dat de pastoor van Knesselare een van de weinigen was die iets neerpende over de oorlog wist u al. Vandaag aandacht voor priester Julius Voet, bestuurder van het klooster. Opnieuw geen lange tekst, maar goed voor een impressie en een kijk op de gebeurtenissen vanuit die hoek. Voor Voet is het klooster er al bij al “goed van tusschen gekomen”.
Het was onze Knesselaarse heemkundige Willy Stevens die bij zijn zwerftocht door de archieven deze kleine, maar toch wel interessante bron bij toeval ontdekte. Willy publiceerde de brief onder de titel ‘Tussen geweren en mortieren’ in 2014 in het heemkundig tijdschrift Land van de Woestijne. Met dank aan Eric Van Hulle die ons onlangs deze tekst bezorgde.
Opdracht voor de kloosterbestuurder
Julius Voet, geboren in Machelen in 1862 werd priester gewijd in 1885, en woonde aanvankelijk in Gent. Nadien werd hij leraar in Oudenaarde en in 1888 onderpastoor in Zomergem, Sleidinge en in Kluizen en vanaf 1905 proost in Wippelgem. In 1908 verhuisde hij naar Knesselare, waar hij werd ingeschreven in de bevolkingsregisters als “bestuurder van het klooster“. Hier is hij ook overleden in 1928.
Het was de geestelijke overheid die Julius Voet de opdracht gaf om voor Pasen 1919 een “nauwkeurig” verslag op te zenden van de gebeurtenissen in het klooster van de zusters Franciscanessen gedurende de lange oorlogsjaren. Hieronder het verslag dat hij schreef (in oude spelling). En dat viel, zo te lezen, nogal mee.
“God zij dank, weinig of geene kloosters zijn er zoo goed en gemakkelijk van tusschen gekomen als het onze… Nooit, geene enkele maal hebben de Duitschers kwartier gemaakt in ’t klooster zelf, enkel bij hunnen doortocht in Oktober 1914 hebben zij eenige nachten eenige klassen bezet der scholen aan ’t klooster gevoegd om dan er zich niet meer te vertoonen tot aan de twee laatste nachten van hunnen aftocht in Oktober 1918. En wij hebben rechtuit gesproken niet te klagen gehad over hunne handelswijze!”
Wol kwijt
“Wat de opeischingen betreft, wij hebben er doorgaans min van geleden dan de gewone burgers: ’t pijnlijkste was dat wij ook verplicht zijn geweest al de wol af te leveren. Zelfs der oude en zieke menschen en dat zelfs voor dezen of voor onze kleine weeskinderen geen druppel melk, geen enkel ei mocht achtergehouden worden! Docht ’t was even zoo met iedereen”.
Onder godsdienstig betrek hebben wij ook geene moeilijkheden ontmoet. Misschien tien maal hebben de katholieke aalmoezeniers van het Duitsche leger in de kapel van het klooster de H.MIs opgedragen en er hunnen dienst gedaan zonder wrijving met ons. Eén enkele maal heeft een protestantsche dominee er ook zijnen preek gehouden.”
Kleine collaborateurs en “den draadloozen telegraaf”
Vooraf toch eerst even situeren hoe het klooster, aan de rand van het dorp, honderd jaar geleden het eerst te maken kreeg met het oprukkende bevrijdingslegers. Een verkenningspatrouille probeerde Knesselare te bereiken via De Hoorn (Oedelem), maar ze moeten vaststellen dat ze Knesselare langs de weg onmogelijk konden bereiken: de Duitsers hadden talrijke mitrailleurs opgesteld in de omgeving van de Flabbaertbeek, evenals bij Oostveld.
Maar het moest “vooruit”. Terwijl de eerste cavaleriebrigade oprukte over Oedelem naar Maldegem en weldra de slag van Burkel zou leveren, kwam de tweede cavaleriebrigade (Kolonel de Longueville) de richting van Knesselare uit. De voorhoede, ondersteund door een escadrille automitrailleurs, kwam om 17u15 voor het eerst in contact met de Duitsers. Ze geraakten tot aan het klooster, maar daar viel het weer even stil. Kolonel Garcia, bevelhebber van de gevechtsgroepering, deelde om 20 uur zijn orders uit om Knesselare in te nemen. De aanval startte kort na middernacht op 20 oktober. Hector Moret van Knesselare was daar bij, maar zijn verhaal volgt de komende dagen. Terug naar Julius Voet, bestuurder van het klooster.
“Onze verlossing uit het Duitsche juk, heeft plaats gehad den zaterdag 19 Oktober 1918 om 5.30 ’s avonds. Van rond 1 ure middag wier een hevig geweer- en mitrailleurzenvuur gewisseld tusschen de opkomende Belgen uit de richting van Brugge en de Duitschers die zich rondom het klooster verschanst en verscholen hadden. ’t Klooster was een uitmuntend steunpunt voor de Duitschers en ze hadden er zelfs eene mitrailleuze geplaatst op eene bovenkamer die uitgeeft op de richting van Brugge en eene groote opene vlakte beheerscht die ’t klooster (’t laatste gebouw van Knesselare) van den wijk Zeldonck (Oedelem) afscheidt.
Dat mitrailleuzenvuur was hevig tot rond drij uren om dan veel te verflauwen of schier stil te vallen: wij vreesden reeds dat onze brave soldaten er niet zouden in gelukt hebben de grijze rokken met de zachte middelen weg te krijgen en begonnen te vreezen en met reden voor ’t bombardement van ’t klooster door de belgische artillerie!
Maar zie! Met den valavond waren de Belgen met hunne mitrailleuzen voortgelopen tot aan het klooster en met eens springen zij maar kloekmoedig binnen, drijven den laatsten Duitscher op de vlucht en maken zich maar voor goed meester van ’t klooster. Doch het was rond middernacht eer de gansche omtrek van ’t klooster gezuiverd was van alle vijanden en dat de Belgen zegevierend van het klooster konnen naar het dorp (vijf minuten verder) vooruit trekken en hunnen gezellen vervoegen die langs eene andere zijde ook reeds Knesselare binnengedrongen waren.
Volg Knesselaars Nieuws op de voet.
Makkelijk: Open de site http://www.knesselaarsnieuws.net , klik er op om het even welk artikel en noteer uw mailadres in het vakje aan de rechterkant. Even “enter” en u bent mee.