Hou zou ’t met Wim zijn? Van Knesselare vertrokken naar wereldbedrijf

Sportievelingen zullen Wim Wuyts hier zeker gekend hebben. Nogal wat oudere burgers kennen wellicht zijn vader Kamiel (Emiel), de laatste directeur van de sigarenfabriek. Wim is uitgewaaid naar Gent, en naar de hele wereld. Hij is onze volgende gast in deze aflevering van de reeks ‘Hoe zou ’t zijn met….’.

Wim Wuys (49) woont samen met partner Evelyne en zoon Henri in Gent. Maar als CEO van WTS Global (wereldwijd fiscaal advieskantoor actief in meer dan 100 landen) reist hij de wereld rond. Hij is Programma Directeur op de INSEAD Campus in Fontainebleau (Frankrijk).

Wim schreef o.a. het boek ‘Ergens halverwege’, een reisverhaal over een trip naar Santiago de Compostella (*). Na midden mei met twee vrienden en met de fiets naar Compostella te zijn vertrokken vanuit Sain-Jean-Pied-de-Port, het bergdorpje in de Franse Pyreneeën, ontmoet hij op zijn tocht een verscheidenheid aan mensen die hem doen nadenken over zijn visie op “globaal werken” bij multinationals (een.visie op internationaal fiscaal management).

Wim groeide op aan de Aalterseweg waar zijn beide ouders nog steeds wonen (Rosa Devreese, die hier werkte bij de ING bank en vader Emiel Wuyts, de laatste directeur van de Cogétamafabriek). Wim liep school in de Kloosterstraat maar ging vanaf zijn twaalfde op internaat in Gent en bleef ook nadien in Gent hangen. Hij studeerde in Brussel en Parijs.

Wat zijn de eerste herinneringen aan Knesselare?

De geuren en kleuren van den buiten en de herinnering aan de boterkoeken van Stock, vooral de driehoeken met gele crème van binnen waren mijn favorieten. Ik associeer Knesselare meteen met mijn jeugdjaren in de lagere school, mijn mooie voetbaljaren bij VV Harop, waarmee ik drie keer op rij kampioen speelde. Ik kan nu nog steeds alle namen van spelers en hun positie in de ploeg zonder moeite  opnoemen. Knesselare is ook het katholieke dorp waar ik in die jaren misdienaar was en voor een ‘bonbon au chocolat’ van de pastoor veel te vroeg moest opstaan om tijdig in de kerk te zijn. De roeping was dan ook zeer kort en zeer stil. Mijn eerste pint dronk ik waarschijnlijk bij Dancet na het winnen van de titel.

Welke figuren zijn je bijgebleven?

Alle leraren van de lagere school zijn mij bijgebleven en hebben elk hun aparte stempel gedrukt. Twee leraren springen er evenwel uit: Andre Ornelis en Luc De Muynck.

André was mijn eerste meester waar ik toen maar ook nu nog met zeer veel respect naar opkijk. Hij had discipline, humor en ook een sterk charisma.

Twee anekdotes schieten mij meteen binnen: iedereen kreeg bij het begin van het schooljaar een miniatuur coureurke toegekend die we bij het begin van het schooljaar aan de start op een wielerbaan ter grote van een zandbak mochten plaatsen en telkens we punten kregen mochten we in functie van het aantal punten ons coureurke opschuiven.

Maar hij had ook een wedstrijd om ter langst met de korte broek naar school blijven gaan. Ik herinner mij dat ik die winter van het eerste leerjaar de winter in korte broek ben doorgekomen. Faut le faire …

Andre Ornelis nam mij ook als jongeling vele jaren mee naar de Memorial van Damme, dit was de periode van Sebastian Coe en verstapspringer William Banks. Ook nu nog probeer ik af en toe de Memorial mee te pikken.

De tweede leraar die mij sterk bijgebleven is Luc De Muynck die ook mijn eerste voetbaltrainer was. Ik speelde midden-midden en de manier hoe ik toen voetbalde – onder leiding van meester Luc – weerspiegelt zich voor een stuk in hoe ik nu wereldwijd WTS Global leid: de ploeg komt eerst, een ploeg die op een constructieve manier aangestuurd wordt en winnen is het absolute doel. De enkele keren dat we verloren waar de tranen dan ik ook niet ver weg in die jeugdjaren. Het was ook meester Luc die mij – nog te jong om te mogen spelen – een paar keer op de bank zette van de eerste ploeg, telkens was ik mijn paspoort vergeten …Ik ben gestopt met voetballen op mijn 17de toen de studies voorrang kregen. Nu fiets, loop en tennis ik nog.

Op de foto bovenaan: Julien Pieters, Marcel Roose, Ronny Claeys, Hugo Huygeebaert, Jean-Marie Martlé, Filip Van de Weghe, Wim Wuyts, Koen Gussé, Ronny Focquaert en Julien Van De Weghe. Onder: Tony Dauwens, Jurgen Schoonackers, Rudy Lambrecht, Dirk Almey, Nico Van Opstaele, Franky Stofferis en Willy Dauwens

Als er een Knesselaarse figuur is die voor mij best een beeldje verdient, dan zou ik stemmen voor mijn eerste voetbaltrainer Luc De Muynck die toch een belangrijke rol speelde in mijn jeugdjaren. En dat zal voor velen zo zijn, denk ik. Al hoop ik dat hij geen Belga`s meer rookt maar sigaren…Voetbal boeit mij nog steeds en samen met mijn zoon – keeper bij Sint-Martens-Latem – ben ik dan ook bij elke thuiswedstrijd van de Gantoise in de tribune te spotten, waar ik Brugge-fan Steven De Jaeghere wel eens tegen het lijf loop …

Wat ook nog wel eens in de herinnering opduikt: het jaar van de plechtige communie. Dat was het jaar dat we in onze niet gemengde school bij de voorbereiding van de communiefeesten de meisjes van iets verder in de Kloosterstraat voor de eerste keer van iets dichterbij zagen. En die Knesselaarse meisjes, dat was wel een echt een openbaring….

Kom je hier ooit nog terug?

Ik heb voor Gent gekozen omdat Gent mij boeit mijn z’n culturele, sportieve en menselijke diversiteit. Ik ben een stadsmens, maar niks sluit uit om ooit terug naar het platteland te verhuizen, maar dit zal niet de eerste jaren zijn. Als ik zou terugkomen zou ik misschien wel in de lokale politiek actief willen worden. Ik kom ook al eens virtueel terug. Onlangs vond mijn meester Jan Pauwels mij terug via Facebook, wat altijd leuk is! Ook klasgenoot Marnix Benoot vond mij zo terug.

Wim en zijn pa op een feest op de Cogetamasite, een reünie van de werknemers na zoveel jaar sluiting van de fabriek.

Ik probeer wekelijks langs te komen bij mijn ouders en dan valt steeds die natuur in al zijn diversiteit op: het Drongengoed, de velden maar ook het gebied aan de vaart vind ik bijzonder. Ook de molen van mijn overleden grootvader Omer Devreese (Molenstraat) vind ik nog steeds een mooi plaatsje om eens te passeren. Jammer dat men deze molen niet renoveert en er iets mooi voor de gemeente van maakt.

Regelmatig fiets ik nog door Knesselare onderweg van Gent naar Brugge of de zee. Ik zak ook nog vaak af voor de jaarlijkse mountainbike tourtochten of ga af en toe eens joggen in het Drongengoed. Bij mijn jeugdvriend Piet Maenhout spring ik veel te weinig binnen. Laat dit alvast een goed voornemen zijn voor 2018.

Wat zou de ambitie van Knesselare kunnen zijn?

Ik denk dat een dorp als Knesselare slecht drie zaken nodig heeft om nog meer te bloeien: een voetbalploeg in tweede provinciale,  een paar bijkomende ondernemingen die voor werkgelegenheid zorgen en die ook de middenstand doen bloeien en tenslotte een multifunctioneel cultureel centrum dat architecturaal  zo straf is dat men van heinde en ver komt naar kijken. Door de geplande fusie met Aalter zou Knesselare ook zonboom` moeten kunnen krijgen. Ik ben dan ook in het algemeen voorstander van het fuseren van gemeenten, daar dit toch schaalvoordelen moet kunnen creëren. Al vind ik het wel een gemiste kans om niet voor een nieuwe naam te gaan. Ik zou voor Sint-Cremelare gaan. Alle gekheid op en stokje, ik vind wel dat elk dorp zijn identiteit moet kunnen bewaren.

En dan de dialectvraag…

Ik sprak het dialect wel in mijn jeugdjaren, maar het lukt mij nog moeilijk om het te spreken. Als ik kom mountainbiken probeer ik wel, maar ik val al snel door de mand met mijn Gents accent.

(*) Ergens halverwege is het reisverhaal van Wim Wuyts naar Santiago de Compostella.