Een sportieve molenaarszoon uit de Molenstraat. Dat is wellicht een goede omschrijving voor Arnold Devreese, als jongeman tien jaar speler in het eerste elftal van Knesselare en als stevige zestiger nog altijd druk fietsend op de flanken van de cols van de Ronde van Frankrijk. Na 35 jaar fietsen we even mee door de herinneringen van deze sportieveling.
Arnold Devreese (66) woont al 35 jaar in Bellem. Hij is de zoon van Omer, een rasechte Knesselararenaar, en Virginie Janssens uit het verre Nijlen. Dat zorgde al eens voor heimwee. Ze leerden mekaar kennen tijdens de mobilisatieperiode voor de Tweede Wereldoorlog en huwden tijdens die oorlog. Het koppel woonde in de Molenstraat. Verschillende malen trok ze naar de heimat met de fiets, later met de trein/tram/bus en nog later natuurlijk met de auto.
Vader Omer Devreese was molenaar en handelaar in veevoeders en meststoffen in de Molenstraat (daar waar die molen staat… lees onderaan wat meer over die molen). Arnold was de jongste van vier kinderen (Wilfried, Rosa en Godelieve). Hij is getrouwd met Linda Blanchaert uit Drongen en werkte 38 jaar in een bank in het centrum van Brugge. Linda was even lang kleuterleidster in de basisschool in Bellem.Het koppel heeft drie kinderen en al vier kleinkinderen.
In het ouderlijk bedrijf bij de molen hielp Arnold tijdens de vakanties en zijn legerdienst altijd mee in de zaak van van mijn ouders. “Het was zware arbeid, zakken sleuren, maar tof. Met de tractor met aanhangwagen van boerderij naar boerderij zakken graan ophalen om te malen tot meel in de maalderij (“ketsen” in molenaarstaal). Of met de camion naar de havens van Gent, Brugge, de veevoederfabriek in Deinze, de meststoffabrieken in Oostende, Willebroek…”
Waar denk je spontaan aan als je ‘Knesselare’ hoort?
“De kinder- en jeugdjaren: het zorgeloos op straat spelen, voetballen, fietsen zonder gestoord te worden door het verkeer. Te voet naar school stappen en al slenterend, spelend terug naar de Molenstraat, met als eerste tussenstop (na het verlaten van ‘de rang’ einde Kloosterstraat) het kerkplein, waar we bleven knikkeren (marbelen) en bikkelen (schakelen). Of waar we bleven ‘eenentwintigen‘ voor prentjes… En dan langzaam naar huis..”
Welke Knesselaarse figuren hebben voor u een bijzondere betekenis gehad?
“Meester Roger De Neve, bij wie ik eerste en tweede studiejaar volgde. Hij voetbalde toen bij FC Eeklo en als leerling uit zijn klas mocht ik verschillende matchen gaan bekijken. Van hem heb ik ook mijn eerste Franse woorden geleerd in de naschoolse Franse les. Ook wel meester Ryserhove, een autoritaire onderwijzer met een adembenemende vertelkunst”.
Wat is uw leukste herinnering aan Knesselare?
“De voetbaljaren bij VV Harop. Ik speelde tien jaar in de eerste ploeg. Met wisselend succes overigens: tweemaal kampioen gespeeld en éénmaal gedegradeerd.”
Arnold (achter de bal) bij de kampioenenploeg van 1980-1981. Op de foto: Antoine Dancet, Marcel Roose, Luc Stofferis, Rudy Van de Gender, Ronny Focquaert, Robin Heyse, Jozef De Spiegelaere, Hans Waerniers, Fons De Neve en Luc De Muynck. Onderaan Joost Mortier, Luc De Spiegelaere, Patrick De Neve, Arnold Devreese, Bavo De Neve, Lieven Strobbe en Marnix Vanneste.
Arnold is van de generatie voetballers die de overgang meemaakten van het KKVS (katholiek voetbalverbond) naar de Belgische Voetbalbond. “Ik was een jaar te oud om in de jeugdploegen te spelen en werd als klein tenger manneke (een laatgroeier) in het tweede elftal gedropt bij mannen die op hun retour waren. Als “bleuke” kwam ik later in het eerste elftal, speelde er tien jaar en klom op tot ploegkapitein.”. Arnold speelde nog op het oude voetbalveld in de Sportstraat, maakte mee dat enkele lampen op wat telefoonpalen voor de eerste veldverlichting zorgden. “De tijd dat je door je eigen schaduw de bal nauwelijks kon zien! De tijd van de bouw van de eerste Knesselaarse voetbalkantine, de verloederde betonnen kleedkamers verwarmd met een petroleumkachel die om de haverklap ontplofte, waardoor we naar buiten moesten vluchten om niet vergast te worden… om ons daarna te wassen in het ijskoude water van de waskommetjes… Later beleefde ik dan toch nog de overgang naar het nieuwe sportterrein, met chique kleedkamers met douche… Na de wedstrijden speelden we in die tijd overigens veel extra times in het clublokaal…”
Nog iets dat dezer dagen bijna ondenkbaar is geworden: “De tweede maal dat we kampioen speelden, was dat met een ploeg bestaande uit allemaal spelers van of afkomstig uit Knesselare (ik woonde toen in Drongen). We speelden topmatchen zoals de derby voor meer dan 500 toeschouwers.”
Als kind al was Arnold een fervente fietsliefhebber. Gebeten volgde hij de wielerwedstrijden op Knesselare-kermis met aankomst op de lichtglooiende kassei halfweg de Kerkstraat. Daar was het dan spurten en wringen om met de winnaar op de foto te staan…
Wat zou u ertoe aanzetten ooit opnieuw in Knesselare te komen wonen?
Ik heb nooit overwogen terug naar Knesselare te gaan wonen omdat het voor treinpendelaars minder gunstig gelegen is dan Bellem. Tegenwoordig heb in mijn geboortedorp alleen nog wat familiale banden.
Mocht je een standbeeld voor iemand mogen plaatsen in Knesselare, aan wie zou je dan denken en waarom?
De bijzondere personen die mij zijn bijgebleven komen uit het voetbalmilieu. Vooreerst Jozef Dancet: coiffeur, cafébaas en voetballokaalhouder. Terwijl hij als bestuurslid langs de lijn stond, speelde hij zelf de wedstrijd, voortdurend links en rechts schoppend… Zelfs met zijn hoed op zou hij een kopbal hebben geplaatst. Ook nog wel ‘Tsjée” alias Roger Lammens: de eerste, de trouwste, de vurigste, de luidruchtigste, de fanatiekste, de partijdigste voetbalsupporter van Knesselare, kortom een “éénmansspionkop”. En als we toch iemand een standbeeld zouden willen geven dan moet het op de middenstip van het voetbalveld van Knesselare staan voor Luc De Muynck. In mijn tijd medespeler en later 33 jaar (jeugd)trainer van de ploeg.”
Had je ooit heimwee naar Knesselare?
Eigenlijk heb ik nooit heimwee gehad… We komen regelmatig in Knesselare. Ik heb er een zus en een broer wonen, en mijn vrouw Linda heeft er ook een (Mia). Wel denk ik wel eens met heimwee terug aan het vroegere dorpskarakter De bouwwoede heeft hier ook in Knesselare serieus toegeslagen. De as Urselseweg-Veldstraat-Kloosterstraat lijkt wel een aaneenrijging van appartementsgebouwen. De wijk Eentveld is onherkenbaar: één verkaveling…
Heeft je huidige woonplaats iets dat je waardeert en dat Knesselare helemaal niet te bieden heeft?
We wonen 35 jaar in Bellem. Daar vonden we een groene landelijke omgeving, een goed gelegen woning (dichtbij de autosnelweg, dichtbij een goeie treinverbinding), een goede gemeentelijke infrastructuur met sportterreinen, een sporthal, zwembad, containerpark… en een groot scholenaanbod, een lage personenbelasting. In de toekomst zal Knesselare daar ook van genieten…
Wat vind je mooi aan Knesselare?
De bossen, het Drongengoed. Maar ook de kerk maakt wel indruk. Ze is mooi gerestaureerd. Bovendien zorgt ze als ik binnenkom (helaas vooral bij een begrafenis) voor een herinnering aan de tijd dat is er misdienaar was.
Vandaag voor velen misschien moeilijk te vatten, maar de misdienaarstijd maakte op veel jonge kinderen toch indruk. Zo ook voor Arnold: “Als kleine jongen uit het vierde studiejaar werden we door pastoor Bruwiere opgeleid. Het ‘Confiteor’ diende van buiten geleerd te worden. De eerste Latijnse woorden waar we geen snars van begrepen. Het was de periode vóór het Vaticaans Concilie en de priester stond nog met zijn rug naar de gelovigen. Er werd ons op het hart gedrukt dat een misdienaar “nooit achterom” mocht kijken, “zelfs niet als het kerkportaal zou instuiken!’… Hij zag natuurlijk niet dat we tijdens het Lof met het wierookvat grote cirkels draaiden.
Misdienaars mochten al eens voortijdig de school verlaten om een begrafenis of trouw te dienen. Of met de onderpastoor den “Hoogdag” dragen naar zieken en bejaarden in de buitenhoeken van het dorp en daarna uitgebreid ontbijten bij een of andere bekende…”En dan waren er nog de klassieke misdienaarszonden: “Miswijn proeven, hosties eten tot we betrapt werden door koster of onderpastoor. Het inkerven van onze naam in de sacristiekast.
Wat vind je van je Knesselaars dialect (indien je dit nog spreekt) en gebruik je het nog in de omgang met je familie en de mensen van je huidige woonplaats?
Aalters en Knesselaars dialect liggen dicht bij elkaar. Dialect spreken we nog altijd. Mooie dialectwoorden vind ik een blaffeture (rolluik),een aalkedeel (beerkar), safar (limonade), kloefen (klompen), den traveir (spooroverweg) en de uitdrukking de deure vermoaken : (de deur sluiten).
Weten je vrienden en kennissen iets over Knesselare?
Sommigen kennen Knesselare nog door het uitgangsleven: de herinnering aan studentenclub Flabbaert, waar ik ook lid van was, en aan de gloriejaren van de Poezenhoek. Voor vrienden die niet uit de directe omgeving komen is Knesselare onbekend. Sporadisch wordt al eens de ligging vermeld: “Ah ja, dat ligt op weg naar Knokke”. En ooit herinnerde iemand me eraan dat Knesselare het dorp was waar ooit iemand tien miljoen won met een lot van de Nationale loterij.
Kom je voor een of ander nog naar Knesselare?
Een fototentoonstelling zoals er onlangs een paar waren (voetbaltentoonstelling, foto’s uit een Beeld-schoon dorp – red.) doet de nostalgie herleven. Daar kom ik wel eens langs.
Eind volgend jaar zal de fusie van Knesselare met Aalter een feit zijn. Wat zijn volgens jou de voor- en/of nadelen hiervan?
Dit houdt mij onrechtstreeks bezig, want Bellem is reeds deelgemeente van Aalter. Het is wel belangrijk dat de deelgemeente zijn eigen identiteit houdt zoals het het geval is bij ons. De vertegenwoordiging in de gemeenteraad is waarschijnlijk moeilijker dat omdat er minder kandidaten en kiezers zijn. Hopelijk wordt het voor Knesselare een fusie en geen annexatie.
Toemaatje: De Devreesemolen
De molen Devreese dateert uit het derde kwart van de 19de eeuw. De bakstenen romp van de koren- en oliewindmolen is nog bewaard. De molen met houten galerij werd opgericht in 1867 door L. Van Poucke. Hij werd sinds 1872 uitgerust met een stoommachine, in 1946 met een elektrische motor. De volgende eigenaar was Alderic Van Lantschoot. Een van zijn kinderen stortte naar beneden en bleef op slag dood. Hij werd in 1912 eigendom van de familie Devreese (Theofiel en zonen, later kleinzonen). Kap, wieken en gaanderij zijn weggenomen in 1937, na een zware storm.
Ook het molenaarshuis, dat parallel loopt met de straat, dateert uit de 19de eeuw. De leerlooierij Devreese werd in 1932 opgericht als huidevetterij, eerst in de Veldstraat, vanaf 1937 in de Molenstraat. Oorspronkelijk werd er gelooid in 26 putten, tot voor kort gebeurde dat in trommels.
WILT U KNESSELAARS NIEUWS OP DE VOET VOLGEN?
DEZE BLOG VOLGEN IS MAKKELIJK. NOTEER UW EMAILADRES IN HET PASSENDE VAKJE RECHTS NAAST OF ONDER DIT ARTIKEL EN DRUK ENTER. ZO BENT U ALTIJD METEEN MEE