Hij hangt er dan toch… nadat hij zo’n veertig jaar ontbrak in de rij portretten van burgemeesters op het gemeentehuis: Arnoldus Bellaert, katholiek, landbouwer, en burgervader van 1879 tot 1897. Een beetje leesvoer voor wie wat interesse heeft voor de roots van politiek Knesselare.
Een man waarover bijzonder weinig bekend is, maar die dit dorp letterlijk en figuurlijk, wereldlijk en kerkelijk al bij al flink vooruit hielp. Onderstaande informatie is vooral gebaseerd op een in 1988 verschenen artikel van Leen Arnaut (*) en een aantal bewaarde krantenknipsels.
Het landbouwersgezin Joannes Bellaert – Catharina Vandenabeelde woonde in Oedelem. Hun zoon Arnoldus Bellaert werd geboren in 1806. Twee van zijn broers bleven op de boerderij, Arnoldus vertrok naar Knesselare. Hij trouwde hier in 1844 met zijn dorpsgenote Amelia Cajet. Een merkwaardige naam, en daar is een verklaring voor. Zowel in haar geboorte- als huwelijksakte staat ze vermeld als onwettig kind van Marie Joanna Cajet. Op het bidprentje van haar man Arnoldus, op zijn grafzerk en in de bevolkingsregisters draagt ze de naam Amelia ‘Dobbelaere’. Wat is nu haar echte familienaam ?
Vast staat dat Amelia nooit als wettig kind werd erkend. Vermoedelijk woonden zij en haar moeder in bij een zekere Jacques François Dobbelaere in Wingene. Zijn naam staat vermeld als “aangever” bij de geboorte van Amelia. In de volksmond werd ze “Dobbelaere” genoemd, maar haar officiële naam bleef Cajet.
Amelia was een weduwe met vier kinderen. Ze wacht na het overlijden van haar man Pieter Martens uiteindelijk tien jaar (wat zeer uitzonderlijk was in die tijd) om met Bellaert te trouwen.
Het koppel krijgt twee dochters : Marie-Louise en Marie-Therèse. Het gezin van acht personen woont in een grote boerderij in de wijk “Hoekestraete”, eigendom van de Gentse familie Borluut. Onvermogend zijn ze niet, want er wonen ook nog twee dienstboden bij hen in.
Twintig jaar lang leven Arnoldus en Amelia samen op de hofstede. Vanaf de jaren 1860 verlaten drie kinderen het huishouden en vertrekken naar Aalter, Wingene. Een andere dochter sterft vroeg.
In 1874 sterft Amelia. Arnoldus blijft alleen achter met zijn jongste dochter Marie-Therèse, ‘Trezeke Bellaert’ genoemd, zijn stiefdochter Virginie, een dienstknecht en twee ‘koeiwagters’. Als zijn vrouw overlijdt is hij al meer dan tien jaar gemeenteraadslid en twee jaar schepen. Eens alleen gaat hij voor de burgemeesterssjerp. Hij leeft nog tot 13 februari 1897 en wordt dus 91 jaar.
Politiek
Arnoldus Bellaert was geen opvallende politicus, maar leefde in een politiek interessante periode van de schoolstrijd (zie vorige artikelen hierover in onze rubriek Politiek op deze website).
Politiek werd hier gevoerd door enkele invloedrijke families. Eerst door de katholieke burgemeester Eugeen Maeyens, vanaf 1859 door de als liberaal bestempelde August Wille. In 1878 werden in volle schoolstrijd de liberalen in Knesselare van de kaart geveegd.
Arnoldus Bellaert, gemeenteraadslid sinds 1863 en schepen in het college van Wille sinds 1872, wint de verkiezingen van 1879 en wordt op 13 augustus 1879 aangesteld als burgemeester. “Vermoedelijk droeg de gemeenteraad Bellaert voor als kandidaat omdat ze iemand nodig hadden die betrouwbaar en ervaren was. Arnoldus was al 73 jaar, had zeven jaar lang het schepenambt trouw vervuld en was dus de geschikte persoon”, schrijft Leen Arnaut. Hij was ook altijd een onopvallende, zwijgzame figuur geweest, die altijd volgzaam met de meerderheid meestemde.
Twee stokjes
Bellaert blijft burgemeester tot zijn 90ste. In verschillende bronnen maakt men melding van de hoge leef tijd van de Knesselaarse burgervader. Zo schrijft ’t Getrouwe Maldegem bij de inhuldiging van de nieuwe kerk op 16 september 1895 : “De burgemeester Arnoldus Bellaert, misschien de oudste der provincie, gesteund op twee stokjes, verwelkomt Mgr. Stillemans.” Het Fondsenblad schrijft: “Het was de grijze burgemeester die Zijne Hoogwaardigheid het welkom toesprak … ”
Prestaties
Bellaert mag dan al een oude burgemeester zijn geweest, onder zijn beleid trof het gemeentebestuur belangrijke beslissingen.
De belangrijkste was wellicht de bouw van de nieuwe kerk, de huidige Sint-Willibrorduskerk. ‘Recht voor Allen’ schrijft hierover in de jaren 1890: “De kerk van Knesselare is de schoonste dorpskerk, die zelfs vele kerken van grote steden te boven gaat, zowel onder opzicht van bouwtrant, als van meubelering.”
Bellaert probeerde er mee voor te zorgen dat Knesselare een tramverbinding zou krijgen. De tramverbinding met Brugge komt er uiteindelijk pas in 1904. Ook de aanleg van een brug over het kanaal Gent-Brugge-Oostende dateert uit die periode. Naast het aanleggen van riolen, herstellingen van bijna alle aardewegen, enkele “kalsijen” en buurtwegen.
Mislukt
Een paar keer liep het evenwel niet naar wens. Als nieuwe burgemeester weigert Bellaert de schulden te betalen, door zijn liberale voorganger gemaakt voor de plannen van een nieuwe kerk. De architect stapt naar het gerecht. Het proces duurt zes jaar, maar de gemeente verliest en moet het werk van architect De Perre-Montigny én de proceskosten betalen.
Het voorstel van Bellaert en zijn bestuur tot het bouwen van een nieuw gemeentehuis wordt in 1889 verworpen door de provincie wegens “de nutteloosheid ervan en het nijpend geldgebrek”. Een achterkamertje in een café volstond…
Tijdens de laatste maanden van zijn leven, wordt Bellaert minder actief, wat begrijpelijk is op een leeftijd van 90 jaar. Hij verschijnt nog zelden op de vergaderingen van het schepencollege en de gemeenteraad. In 1893 verzoekt hij zelfs het college van burgemeester en schepenen om hem te ontslaan als ambtenaar van de burgerlijke stand, maar hij draagt zijn burgemeesterstitel tot aan zijn dood (1897).
Vermelden we tussendoor even dat ook nog in de tijd van burgemeester Bellaert de gemeenteraadsverkiezingen iets waren voor een kleine minderheid en dat de gemeenteraden niet voltallig, maar gedeeltelijk werden vernieuwd.
In 1884 stemden 274 mannen. Ze verkiezen vier boeren (Henri Cornelis, de grondeigenaar Petrus Van de Kerckhove, de landbouwers Kamiel Van Driessche en Francies Wille, winkelier Bernard Stock en dokter August De Jaegher.
In 1887 zijn er 170 kiezers. Worden dan naast Bellaert verkozen: oud-onderwijzer Karel Arnaut, mulder Romanus Maeyens, bakker Achilles Rodts en landbouwer Charles Van Nieuwerburg.
Na de invoering van het Algemeen Meervoudig Stemrecht (het is nog even wachten op Algemeen Enkelvoudig Stemrecht voor mannen, en nog langer op dat voor vrouwen) zijn er in 1895 256 kiezers en worden 1140 stembrieven ingevuld (ngl. diploma, spaarrekening, gezingshoofd, belasting op woonst).
Nieuwkomers in de raad zijn in 1895 herbergier Angelus De Baets, landbouwer Petrus De Vlieger, de “grondeigenaars” Hippoliet Van Driessche en Frederik Van Nieuwerburg.
Uiteindelijk zal Bellaert in 1897 worden opgevolgd door dokter August De Jaegher, maar daarover meer in een volgende aflevering van deze reeks.
Vooruitgang
Bellaerts politieke carrière, die omtrent 30 jaar duurde, was er niet een met veel spectaculaire momenten, maar hij zorgde toch voor enige tastbare vooruitgang voor de inwoners. Niet voor niets behaalde hij bij verkiezingen veel stemmen. Veel vragen over Bellaert blijven wellicht onopgelost, besluit Leen Arnaut. Hoe kwam hij in Knesselare terecht, wat bezielde hem om een weduwe met vier jonge kinderen tot vrouw te nemen? Woonde Amelia reeds op de hoeve toen ze met Arnoldus trouwde? Wordt ooit enig spoor gevonden van zijn bezit, want het staat vast dat hij tot de meest welstellenden van de gemeente behoorde.
Eén probleem is ondertussen wel opgelost. In de rij portretten van burgemeesters, te zien op de eerste verdieping van het gemeentehuis, en daar aangebracht in de jaren 1970 ontbrak om een ons onbekende reden een portret van één man: Arnoldus Bellaert. Zijn portret werd wel gepubliceerd in het boek van Alfons Ryserhove ‘Parochie en kerk Sint-Willibrord in Knesselare’ (1995). Bellaert hangt ondertussen waar hij moet hangen. Met dank aan onze huisfotograaf…
- Bron: Leen Arnaut: Burgemeester Arnoldus Bellaert, 1806-1897, De Levensboom, Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, 1988, nr. 1)