Dat de Vlaming zijn dialect nog steeds koestert, staat buiten kijf. Jongeren lusten het wel, maar verliezen het onderweg. Test het eens uit bij uw (klein)kinderen. Of bij uw maten, uw buren in Knesselare, of ze er iets van snappen. Een inburgeringscursus Knesselaars voor “nieuwkomers”, ge zult u jeunen. Hieronder een een korte versie van wat we hier eerder publiceerden. Een spelleke.
Negen op de tien Vlamingen zouden het jammer vinden als de dialecten verdwijnen. Is dialect “boertig” en “lomp”? Dat hangt ervan af met wie we converseren zeker? Uit een grootschalige enquête van De Standaard leidde de redactie af dat Vlamingen ronduit verliefd zijn op hun dialecten, uit nostalgie, uit gevoel voor eigenheid en identiteit. Een mens is ten slotte altijd van ergens…
Op een revival van het dialect moeten we niet hopen, maar pakweg in West-Vlaanderen zorgen onder meer zangers als Willem Vermandere, Filip Kowlier, Wannes Cappelle, Brihang en veel anderen voor “onderhoud” van de zaak. Ook de Limburgers hebben een stevige dialecttraditie. “En wilder?”
Een jury van De Standaard en het Radio 1-programma Hautekiet koos een top 10 van woorden en uitdrukkingen. In de prijzen vielen onder meer de hoofdgaai jeunen (je amuseren). Op de grens van West-Vlaanderen gebruiken we dat ook, en minstens even mooi is ‘hij geneirt hem’. Andere toppers van die peiling waren onder meer ‘’t zwien deur de bieëten joagen’ (West-Vlaams, de bloemetjes buiten zetten), een zurkeltrutte (West-Vlaams, zure vrouw, bij ons zurkeltrudde), een tsjiepmuile (Oost-Vlaams, huilebalk of bij ons ook blitmuile), …
Knesselare
Een groep “comeerewijven” in de Knesselaarse carnavalstoet van 1960Over “écht Knesseloars” mogen we niet spreken, want de dialectgrenzen zijn complex, meer we vroegen destijds aan twee Knesselaarse verzamelaars (Paul Verhoestraete en Renaat De Blaere) om een lijst van 800 woorden te reduceren naar 300 woorden. Die legden we dan voor aan een Knesselaarse jury van nog eens acht dorpsgenoten (Harry Arnaut, Arseen Busschaert, Jean De Neve, Johan Gussé, Hugo Gyselbrecht, Caroline Mortier, Steven Schelstraete en Gerard Van de Casteele) om nog eens een selectie te maken.(*)
De top 10 van de favoriete woorden zag er zo uit: een blaffetuur (luik), een oaktepuit (kikker), een sletse (een pantoffel), anneketiek (plekje in een appel), een térik (worm), een tuimelperte (valpartij), een baelde (afsluiting stuk land), een flokket (kurk), een gerre (een spleet), een vliebedde (een vlinder), een zantje (bidprentje), een doeninge (hofstede, boerderikj), een suisse (een kerkelijke ambtenaar), een hannekesnest (een slordig boeltje), een gabbe (snede), een bresse (hele bende), een ramijstering (een warboel), een geutje (klein scheutje, ook wel een zeekske), een zille (dorpel) een een tuude (een fopspeen).
U kunt uw omgeving ook eens aan de tand voelen met volgende topvermeldingen speddelingen (spatten), stroatzeile (straatloper, vrouw), hemelaweirke (leeuwerik), paddernoize (parochiale feestzaal), oalkerdeel (beerkar, gierwagen), kortwagen (kruiwagen), kweene (kwezel, heks), peirdemeester (veearts), perseen (rolluik), pekking (een pak slaag, ook wel een veddinge), piesoog (tipoog), schaffeloare (sukkelaar), toespelle (veiligheidsspeld), tsjiebe (kip), doeize (fopspeen), klakkebosse (speelgoed, instrument), kopke (postzegel), oliedits (oliebol), rekkerspriet (katapult, speelgoed), spellekoter (woonwagenbewoner), stude (boterham), veuj (klep van een muts), wilfant (wild kind), zoedekoeke (peperkoek), goele (domme vrouw), carnesjeire (boekentas), dilte (hooizolder), kaantje (uitgebakken spekrand), knechtebrakke (kwajongens), mesjonk (meisje), oale (aal, beer, mest), schei (magere persoon), schruigel (schreeuw), vertrek (wc), zeube (slok), zeuroare (iemand die oneerlijk speelt), een vremmens (vrouw), fernès (ketel waaronder vuur wordt gemaakt), grebbe (greppel, strook aan beide zijden van de weg, waar het regenwater naar de riool loopt), ibberste (zolderverdieping)
Werkwoorden
In de categorie werkwoorden noteerden we topscores voor essepikken (vitten), verdesleweren (overhoop halen, wanorde scheppen), belen (van mening veranderen), afreuden (iemand in het verlies spelen), defelen (knoeien), medd’n (uit de weg gaan, synoniem gurten), afnoezen (kantje van hoek afsnijden), , jonnen/jeunen (gunnen), bronselen (sukkelend bezig zijn met iets, in het reeksje deefelen, muessen, kuigelen), en “ui generen” (u schamen).
Noch het een, noch het ander
Er was ook een categorie “noch het een, noch het ander”. Daarin stonden vooraan: klabbenanse (gepraat), kwestzonder (ik ben benieuwd of…), kontekraaks (tegengesteld), sefar (limonademerk), getieketekt (heel veel zin om…), tsjokkepoalink (doornat), g’assereerd zijn (nerveus, haastig), gildig (met overschot), goe kome ’t uit (nemen zoals het is), grad vergeten (helemaal)
Gezegden
Van onze medewerker Paul Verhoestraete kregen we ook nog een aantal zegswijzen: Twis in de zak zijn (tegendraads zijn), van de latte geven (iets met felheid doen), prijs hen (getroffen zijn door iets, iets gerealiseerd hebben), een bescheten commissie (een onaangename zaak of moeilijke taak), huep over tsjuep stoan (rommelig, slordig, ook overende stoan), mijn ueren tuid’n (kwaadsprekerij horen), de zille platluepen (vaak op bezoek komen, gaan), da zijn dingen hé (dat is heel erg hé), nie in uien oak zijn (je niet helemaal lekker voelen), ne probere vuiloard (iemand die het niet zo nauw neemt met zijn hygiëne), ik hè der mijn bekomste van (ik heb genoeg van), z’es troage in uer doeninge (ze is heel traag), niets te bassen hên (niets te zeggen hebben), van zijne center zijn (bewusteloos zijn), toe of tegen in den droai (tot weerziens), in poer en medoalden zijn (kapot zijn).
We weten dat we hier even de wetenschappelijke schrijfwijze van de dialectwoorden ondergeschikt maakten aan de leesbaarheid, maar in deze context weze het ons vergeven. En we weten vanzelfsprekend dat onze vriend Erik Wille en zijn club voor een veel uitgebreider publicatie zorgden met hun Meetjeslands Dialectboek, waarvan binnenkort een rijk geïllustreerde index wordt gepubliceerd, maar het zal de lezer duidelijk zijn dat de leude hierboven van een andere orde is.
(*) In onze publicatie ‘Foto’s en feiten uit een beeld-schoon dorp’ (2013) publiceerden we ook een hoofdstuk over ons dialect (‘Goud voor blaffeture, essepikken en verdesleweren‘).
Voor wie door taal een boontje heeft: lees een dossiertje uit De Tijd of iets over talen wereldwijd uit Nederland