Soms zitten er tussen de wijze geschriften van superslimme mensen pareltjes verborgen. Neem nu het schitterende idee dat Knesselare ooit de hoofdstad van Europa zou worden. Getekend: Rein Van der Velde. Nederlandse columnist. Lees hier waarom.
De Nederlandse classicus en columnist Rein Van der Velde (1912-1983) had het in één van zijn columns (*) over Athene, de “hoofdstad” van Griekenland. Dat laatste denken we toch, maar Athene was geen hoofdstad, “want die bestond niet“. Het oude Griekenland was een verzameling kleine tot middelgrote steden. Het natie-bewustzijn was er niet tot de Grieken in een harde strijd gezamenlijk tegen de Perzen moesten strijden. Taal, goden, enige religieuze feesten en later een hele cultuur hadden de Grieken toen gemeen, maar één gecentraliseerd bestuur is er nooit geweest.
Van wat gedachten over Griekenland gaat Van der Velde vervolgens naar beschouwingen over het in 1965 nog piepjonge Europa. En van dat verdeelde lappendekentje kwam hij terecht – wellicht met passer en meetlat – bij een mijmering over eenmaking. En over Knesselare.
In een tijd dat Europa nog op dunne beentjes liep (de eerste belangrijke doorbraak kwam er in 1951 met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), met naast de Benelux ook nog Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland en Italië. Die zeslandenunie werd later in verschillende stappen verbreed tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG, 1958) en tot de EU van vandaag). Toen Van der Velde zijn column schreef waren het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken er nog niet bij . Die werden pas lid in 1973.
“Over een eeuw vindt men dat van onze Europese volkeren misschien even merkwaardig (als van de Grieken): dat er een besef groeide van een zekere culturele samenhang en van het bestaan van een eigen slag mensen, maar één hoofdstad? Dat wordt moeilijker omdat er ook zoiets zal blijven als het besef van dat andere principe: de eigenheid, kleinschaligheid, identiteit. Parijs, Londen (toen nog geen lid van de EEG) en Bonn (we zitten in 1960, Bonn was toen hoofdstad van West-Duitsland) zullen niet voor elkaar willen wijken! Dus …
Knesselare Europia
En dan komt de toch wel opmerkelijke passage over Knesselare:
“De enige uitweg zal dan zijn het compromis: een nieuwe stad Europia, te bouwen bij het Vlaamse Knesselare, dat juist even ver van de drie genoemde hoofdsteden af ligt. (zie kaartje). Een originele gedachte, ge moet er maar op komen.
Zou Pieter De Crem daar iets in zien? Er is immers nog plaats tussen Brugge en Gent. Maar Knesselare? Daar zal Pieter toch wel even over nadenken.
Nog eens terug naar Van der Velde: “Gezagsdrager te zijn was in de Griekse wereld geen onverdeeld genoegen, omdat de Grieken van nature niet zeer inschikkelijk en bijzonder vrijheidslievend zijn. Tot op de huidige dag zijn ze dapper, trots, vindingrijk en trouw aan hun naaste kameraden, maar ze kunnen niet tegen een strenge discipline en laten zich door geen sergeant of generaal langer op de kop zitten dan ze zelf willen. Deze eigenschappen hebben er mede toe geleid, dat veel van de kleine „koninkrijkjes” ten slotte overgingen in min of meer democratisch bestuurde gemeenschappen van een heel bijzonder karakter”. Een doordenkertje.
Rein Van der Velde (1912-1983) was een bijzondere classicus, toneelregisseur en columnist, leraar klassieke talen en rector van het stedelijk gymnasium (1969-1977), lid van de Partij van de Arbeid, en werd met ingang van 1978 voorzitter van de Rotterdamse Toneelraad. Van der Velde stimuleerde een actief toneelleven. In 2002 is ontdekt dat Rein van der Velde de anonieme columnist was die tussen 1954 en 1968 in het Algemeen Dagblad de wekelijkse column Levende Oudheid had geschreven. Hij maakte in die vijftien jaar 550 “geestrijke stukjes, die de wisselwerking tussen de klassieke oudheid en het heden behandelden”. Niemand wist daarvan tot een overstroming in het huis van de weduwe ervoor zorgde dat uit een natte kast de correspondentie met het AD en vier plakboeken met krantenknipsels te voorschijn kwamen.(lees HIER meer over de auteur)
(*) De hier besproken column verscheen in het Nederlandse Algemeen Dagblad 16 01 1965