In Knesselare werden de Duitsers (even) verslagen (WO2, 5)

 

Het begin van de oorlog was dramatisch voor een aantal Knesselaarse burgers. Maar ook een dertig Belgische en Duitse soldaten moeten die razernij van 1940 met hun leven bekopen. Dertig kruiskes op het kerkhof.

In twee vorige stukjes hadden we het over de burgerslachtoffers. Maar nog veel meer soldaten lieten hier het leven. We zijn hier via twee dorpsgenoten zeer goed over ingelicht.

Alfons Ryserhove publiceerde in 1989 in het jaarboek Bos en Beverveld (heemkundige kring Oedelem) het artikel ‘De oorlog 1940-1945’ te Knesselare‘. Eerder al schreef hij de artikels ‘Oorlog te Knesselare in 1940’ in De Vrijheid (Brugge, 1946), ‘Storm over Knesselare’ in ’t Getrouwe Maldeghem (1940), en ‘Oorlog 1940 te Knesselare’ in De Ster (Beernem). Maar Ryserhove vermeldt zelf zijn dorpsgenoot Roger Moelaert als auteur van “de beste en meest volledige militaire monografie”. Het artikel ‘Oorlogsgebeurtenissen te Knesselare op 27 mei 1940 en hun aanloop’ van deze onderwijzer-heemkundige en onderzoeker van militaire geschiedenis verscheen in Appeltjes van het Meetjesland (1986) . Gedetailleerde info is er ook te vinden op de site over de achttiendaagse veldtocht (lees HIER ). Hieronder een poging tot samenvatting.

Op maandag 27 mei werden de Belgen verdreven van achter hun stellingen achter het Schipdonkkanaal. Het legercommando probeerde overal de gaten in de terugtrekkende linies te dichten, maar zonder succes. Behalve dan – nog heel efkes dan toch – in Knesselare. De Duitsers breken vooral in Zomergem door de dunne verdedigingslijn in de sector van de 12de Infanteriedivisie en rukken op naar Ursel.

Er wordt in de militaire commandoposten een reservemacht samengesteld onder bevel van Kolonel Morel de Westgaver. De Groepering Morel ontvangt omstreeks 10.30 uur het bevel om zijn troepenmacht te ontplooien op de lijn Eentveld-Knesselare-Kanaal Gent-Brugge. Langs de Maldegemweg en de Hoekestraat dus. De zogenaamde Groepering Morel bestaat (met nog verouderde naamgeving) uit:

  • de 1ste groep van de Cyclisten of Karabiniers-wielrijders  1Cy
  • de vierde groep van de Cyclisten 4Cy
  • de Iste groep van de Jagers te Paard 1JP, waarvan nog twee pelotons motorwielrijders en een klein eskadron met drie T13’s en één T15 overblijven
  • de Iste groep van de Artillerie 19A, met drie batterijen, elk met vier kanonnen C75GP (grote dracht van 11 km).

De Duitsers (uit het oosten) stoten vooral in het centrum van Knesselare op weerstand en een tegenaanval

De 4de Karabiniers-wielrijders moesten koste wat kost het dorp Knesselare en de Urselweg verdedigen. Rechts naast hen – van Urselweg tot het kanaal moest het 1ste standhouden. Eenheden van de artillerie stonden dan weer einde de Kloosterstraat opgesteld. Daar werd ook het gevechtshoofdkwartier gevestigd, in het klooster van de zusters Franciscanessen in de Kloosterstraat; Enkele geblindeerde wagens werden aan de provinciegrens en in Langendonk in reserve gehouden. Het 4Cy moet de ondersector Eentveld-Knesselare voor zijn rekening nemen en zal op zijn rechterflank ondersteund worden door het 1Cy dat naar de Hoekestraat dient te vorderen.

Tegenaanval in het dorp

In de namiddag gaan die groepen in de tegenaanval tegen de Duitsers die vanuit Ursel al tot in de Veldstraat waren doorgedrongen.  Alles gebeurt in de grootste verwarring, want vanuit de tegenovergestelde richting trekken nog ontelbaar veel vluchtelingen door Knesselare richting West-Vlaanderen. De pastoor, Oscar Van Durme, vlucht met het Heilig Sacrament uit zijn kerk. Bij voortdurende beschietingen over en weer wordt een ziekenwagen getroffen. Alle inzittenden komen om.

De Belgen wringen zich huis na huis richting Tramstatie en er voorbij. De mitrailleusen knetteren. Als de Duitsers toch te veel dreigen (soms met krijgsgevangenen als levend schild, soms vanuit de burgerhuizen vurend), worden de gepantserde wagens van het 1ste Jagers te paard ter hulp geroepen.

Vaandel verbrand in het noordwesten

De bevelhebber in de laatste oorlogsdagen: de Gentse edelman Edouard Morel de Westgaver verbrandt zijn vlag in het klooster

Maar meer in het noordoosten (Geuzestraat) breken de Duitsers wel stilaan door. Ze slagen erin een T13 uit te schakelen met een anti-tankkanon. Bij dit incident worden voertuigcommandant Sergeant Defize en chauffeur Soldaat Renson gedood. Nabij de commandopost in het klooster wordt Jean Draelants (Wange) gedood door Duits artillerievuur. Het wordt de commandanten in de Kloosterstraat té gevaarlijk. Commandant Morel de Westgaver verbrandt het vaandel van zijn regiment op de speelplaats van de meisjesschool. “De overste, hevig ontroerd, groet een laatste maal zijn standaard, in naam van het regiment… Dan wordt het met een bus benzine tot pulver verbrand.”

De 1ste groep van de Belgische artillerie ontplooit zich nabij Knesselare en voert vuuropdrachten uit ten behoeve van de Groepering Morel om de Duitse doorbraak af te remmen en er een plaatselijk succes te behalen. Twee soldaten van het 22ste Genie (Daniël De Waele uit Wulveringem en Niklaas Thyssen uit Wemmel) worden dodelijk geraakt in de hof van de notaris (nu nr. 29 in de Kerkstraat). Bij de aftocht van de soldaten komt ook sergeant Réné Coolman (29ste Linie) om het leven. Op straat door een scherf aan de voet getroffen, kan hij zich nog moeizaam tot in de verbruikszaal van de herberg Het Gemeentehuis slepen, waar hij ten slotte doodbloedt.

Zijn de Knesselaarse burgerdoden op De Plaats bij die beschietingen omgekomen (zie vorige bericht, tweede versie) of toch door Duitse beschietingen van het dorpscentrum?

Een T-15 zoals gebruikt in de tegenaanval

Met behulp van vooral van een geblindeerde auto en een paar anti-tankwagens T13 wordt de tegenaanval in Knesselare op gang getrokken. Met succes, want de Duitsers worden achteruit geslagen, eerst op De Plaats, dan in de Veldstraat, langs de Urselweg, de Tramstatie, tot in de Hooie … “De T13’s met hun kanon 4.7 schieten met volle vuur in de door de Duitsers bezette huizen.  Enkele tientallen Duitsers geven zich over. Ook in de korenvelden en in het dorp worden nog Duitsers opgepakt”.

Bij die gevechten worden op 27 mei tussen 15 en 15.30 uur een vijftal Belgische soldaten (4de Cyclisten) aan de dodenrij toegevoegd. Het gaat om Guillaume Heydendael uit Hombourg, die gedood wordt door een anti-tankkanon. In het dorp sneuvelen door mortiervuur Jean Hoven (Montzen), Roger Jacob (Ivoz-Ramet), Jules Vermand (Luik) en René Wintgens (Welkenraedt). Op 28 mei overlijdt nog Leon Arend (Seraing), die bij dat mortiervuur in Knesselare werd gewond

In Knesselare mag de opmars van de Duitsers dan al even worden tegengehouden, elders lukt het niet meer.

 

Enige gemeente

De nog vrij nieuwe brug van Hoekestraat werd kort voor de wapenstilstand nog opgeblazen

In de nacht van 27 op 28 mei worden nog de bruggen in Hoekestraat, Sint-Joris en Beernem opgeblazen. Zo’n aftochtoperatie was altijd een job met risico’s. Niet zelden werd door de genie een te grote springlading gebruikt. “Hierdoor ging niet alleen de brug de lucht in maar ook enkele aanpalende woningen”.

De brug van de Hoekestraat wordt op 28 mei om 3 uur ’s nachts opgeblazen door Luitenant Collart. Maar even verderop, in Brugge, hebben de legerstaf en de koning al beslist dat het welletjes is geweest. België capituleert.

Ryserhove wijst er nog op dat Knesselare “de enige gemeente bleef van Oost-Vlaanderen, die voor de capitulatie door de Duitsers niet kon bezet worden”. “Hebben de Zwarte Duivels van 1940 hun land geen eer aangedaan?”, zo eindigt zijn artikel.

Een monument in de Hooiestraat, aan de vroegere Tramstatie, herinnert ons “aan de hopeloze, maar heldhaftige strijd” op 27 mei 1940, in de ‘Slag om Knesselare’. Daar komen we in een later artikel nog op terug.

Witte vlag

Op dinsdagochtend 28 mei verspreidt het nieuws zich razendsnel. De oorlog is voorbij. “Eerst kwamen twee soldaten per fiets, met een wit vlagje, uit de Veldstraat gereden. Kort daarop volgde een legerauto met officieren en een grote witte vlag (zie hieronder). Zij vertelden aan de burgers dat de Krieg “fertig” was, dat onze koning gecapituleerd had. Dan vertrokken ze in de richting van Oedelem.

De witte vlag op De Plaats. Goed en slecht nieuws. De oorlog is (voorlopig) voorbij, maar de Duitsers hebben gewonnen (voorlopig …)

Nu pas dringt het drama goed door. De pastoor vermeldt in zijn notities dat 19 Belgische soldaten in Knesselare sneuvelden en er “voorlopig” op het kerkhof werden begraven. Er zou er iets later nog een zijn aan toegevoegd. Het ging onder meer om drie artilleristen (zevende artillerieregiment) die stierven in het veldhospitaal op de wijk Kapelle, op 25 en 26 mei. De vijftien anderen sneuvelden op 27 mei bij de verdediging van Knesselare, in de Hellestraat, op De Plaats, de Urselseweg, aan Hoekestraat-brug en in de hof van meester Alfred Segers of van de notaris in de Kerkstraat (nu apotheek). Sommige gesneuvelden werden naar hun woonplaats overgebracht, en daar werden de zerkjes weggenomen  (Dewaele, Jacob, Thyssen, Van de Wiele, Van Glabeke en Venneman, …)

Grafzerken van Belgische gesneuvelden op het kerkhof van Knesselare. De artilleristen vooraan

Daarnaast kwamen elf Duitse soldaten om het leven, meestal behorend tot het 338ste Infanterieregiment. Maar vele zwaargewonden werden afgevoerd en stierven elders. Tien van de elf werden begraven in een gemeenschappelijke grafkuil op het kerkhof van Knesselare, en de elfde in de Veldstraat voor het huis van Dokter Kluyskens (rechtover de huidige bibliotheek). Zeven van de tien sneuvelden bij ‘De Tramstatie’ in Knesselare, vnl. in de omgeving van de Hooiestraat, waar later het huidige monument werd opgericht. Bemerk in het midden een groot eikehouten kruis en aan beide zijden vijf grafplaten met naam.

Moelaert beschrijft het zo: “Ook voor deze mannen, hier in bevolen dienst gevallen, was de droefheid bij hun naastbestaanden groot; zij zagen nooit hun Heimatdorf terug!
Tien gesneuvelden zijn in de voormiddag van 28 mei, op bevel van de Duitsers, met de heer gemeentesecretaris door enkele burgers verzameld op de weide achter de hoeve Mestdach. Met een driewielkar werd de trieste vracht naderhand naar het Gemeentelijk Kerkhof afgevoerd. Strijdmakkers vuurden een eresalvo af”. Omstreeks het midden van 1942 werden ze bijgezet op het Ehrenfriedhof te Vinkt/Deinze. Sinds 1948 rusten ze tussen de 40.000 andere Duitsers op het groot soldatenkerkhof te Lommel (parken 32, 37 en 38).

Duitse graven met een groot kruis.

De legereenheden die betrokken waren bij “herovering” van Knesselare (de facto zowat de laatste stuiptrekking van het Belgische leger in 1940) werden in 1947 geprezen omdat ze hun stelling in Knesselare zo fel hadden verdedigd.

Het ging om het 1ste en 4de regiment Karabiniers-Wielrijders, de eerste groep van het 19de Artillerieregiment, de staf, het beschermingspeloton, het escadron pantserauto’s, het 2e en 3de peloton van het 1ste eskadron van het 1ste regiment Jagers te paard. Die mochten op hun strijdwagens en schilden en standaarden de vermelding ‘Knesselare’ aanbrengen.  Ook een Belgische kazerne in Duitsland werd ‘Knesselare’ gedoopt.

“Men zegt wel eens gemakkelijk dat de Belgen in 1940 gelopen hebben gelijk hazen! Maar de beste eenheden hebben in sommige omstandigheden een heroïsche strijd geleverd, de slag aan de IJzer waardig”, besloot de jonge Ryserhove één van zijn teksten.

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE

Roger Moelaert citeert onder meer uit het verslagboek van adjudant J. Martiny (van de 4de Companie) over zijn tocht door de dorpskom:

“We vorderen methodisch tot ongeveer 200 m langs een veldweg. Daar ontmoet ik Cdt Sterckx van de 3 Cie-Mi. Hij vergezelt mij nog een 100-tal meter tot op de weg die recht naar de kerk loopt (= Hellestraat). Rondom ons de verhakkelde lichamen van soldaten van het 4 Wielrijders (= de getroffenen van de inslag van de Minenwerfers). Mijn mannen zien bleek… Ik neem twee MG-schutters bij mij en de naderingsmars begint. Eerst van sloot tot sloot, vervolgens van deur tot deur, naderen we het dorpsplein.

Wellicht door de afgrijselijke aanblik van de verminkte lichamen, misschien ook door de akelige stilte, wordt soldaat Raes onpasselijk. Ik laat hem ter plaatse en onze patrouille, nu herleid tot vijf mannen, zet haar tocht verder!

De bewoners lichten ons in door hun keldervensters. Vlug doorkijken we oppervlakkig even de huizen. Het kerkplein is weldra bereikt. De kerktoren is beschadigd, enkele huizen liggen in puin, nl. het postkantoor en de herberg ernaast. Burgers liggen dood in hun woningen.

Dicht bij het postkantoor in een herberg, het dode lichaam van een soldaat van het 20 Li11Jieregiment (soldaat Coolman René van het “29” Linie in de gelagzaal van de herberg Het Gemeentehuis, nu De Litanie).

Verschillende wegen komen hier samen: ik laat een versterking halen, die mijn orders dient af te wachten op de hoek van de Hellestraat. Ik beslis verder door te stoten om de patrouille van Adjudant Raedemaeekers te vinden in de straat recht voor mij (= Veldstraat). De buien van een mitrailleuse, die ik in deze richting hoor, zetten er mij toe aan. We naderen zeer behoedzaam dit weerstandsnest. Het bevindt zich ergens rechts en schiet loodrecht op de as van onze vordering. Spoedig hebben we hun opstelling ontdekt! (= vermoedelijk de omgeving tegenover de Drie Lindekens). Ik stuur twee mannen met een MG om zich te inslalleren op de linkerflank van de vijandelijke opstelling. Van zodra klaar moet deze groep het vuur openen.

De gebeurtenissen spelen zich vlugger of dan verwacht. Een oog werpend in de straat zie ik een groep Duitsers langsheen de muur in onze richting komen. Ze zien er weinig vechtlustig uit. Gewillig laten ze zich gevangen nemen en ontwapenen. Er waren er zes of zeven, alle relatief jong. Ze werpen hun helmen weg. Ze hebben dorst en honger”.

In een kelder, waar een vijftigtal vrouwen en ouderen schuilen (= kelder van de vroegere brouwerij Bockaert), werpen sommigen zich op de knieën en smeken mijn erbarmen af, wanneer ik hen vraag of er zich geen Duitsers verschuilen. Getuigen die het meemaakten bevestigen de berichten dat hier veel volk zat samengeprest, bevend en biddend. En tussen het gedaver van de beschietingen door met nog zin voor zwarte humor, onder meer bij het uiting geven aan de schrik “dat we hier in die kelder onze dood zullen halen, niet door de bommen, maar door de tonnen”. De schrik zat er goed in dat die opstapelde tonnen omver zouden donderden …Jan VdC) Dronken van de kruitlucht vorderen we steeds. Ik weet nog dat ik voorbij een school ben gekomen die in brand stond (= gemeenteschool).

We hebben nog zes Duitsers gevangen genomen die zich hebben overgegeven zonder weerstand te bieden; onder hen was een infirmier gekwetst in de buik en een soldaat getroffen in het achterwerk. Het “Wasser bitte!” klinkt nu nog in mijn oren!”

(*) Deze tekst is een poging om een kluwen aan informatie wat overzichtelijk te maken. Mogelijke aanvullingen/fouten kunt en altijd doorgeven (janvdc@telenet.be)