De fusie is “goed nieuws voor Knesselaarse jubilarissen”. Zo schreef het toch onlangs nog een krant na een gemeenteraad. Centen zijn er wel, maar vlaggenvertoon hoefde niet.
“Jubilarissen en eeuwelingen in Knesselare doen goede zaak aan fusie”, zo schreef een krant het eerder al. In Knesselare kregen ze respectievelijk 50 euro en 100 euro. Aalter betaalt nu 125 euro per echtpaar en 250 euro voor eeuwelingen.
Prima, als men geld heeft en geeft. Maar in ruil moet alles nu wel in Aalter gevierd. De Aalterse schepen Dirk De Smul (CD&V) was eerder al duidelijk over zijn plannen om alles in Aalter te centraliseren. De schepen heeft geen zin om hier zo nu en dan eens een soort “zitdag” te organiseren.
Is dat de beste oplossing? Zoiets vieren de meesten het liefst in eigen nest. Wie 50, 60, 65 of langer getrouwd is, en nog veel langer in Knesselare woont en leeft, is graag onder de eigen mensen, toch?
Voor de Aalterse gemeentebestuurders zouden er toch wel wat redenen moeten te bedenken zijn om de ziel en de identiteit van de nieuwe deelgemeenten met welwillende aandacht te respecteren en te koesteren.
Menens?
De dreigende dood van het Knesselaarse dorpsplein en aanpalende centrumstraten proberen voorkomen is er één van. Dat er “minder volk” opdaagt in kerk, post, banken en winkels heeft natuurlijk ook veel te maken met de andere, algemene ontwikkelingen die wel meer kleinere gemeenten pijn doen. Maar de Aalterse bestuurders zouden op z’n minst een inspanning kunnen doen om De Plaats gezellig en levendig te houden. Er “het leven inhouden”, zoals beloofd was, doe je niet door ook nog eens alles weg te halen. Identiteit, weet je wel? Voorlopig wijst niets erop dat dit “menens” was.
Het gemeentehuis wacht alleen nog op de fatale slag. OCMW idem. Men gedoogt er nog wat administratieve achterhoedebezigheden, meer niet. Was het neerpoten van al die supervlaggen op het dorpsplein nu echt nodig? Een Aalterse vlag op het balkon, dat leek ons al voldoende. Nu hangen er drie.
Hoefde (en nog altijd) de bib meteen behangen te worden met een reuzenspandoek dat ons leert dat men ook in “Aalter leest” …? Hetzelfde geldt voor ons OCMW, voor onze sporthal…
Was het nodig om alle Knesselaarse adviesraden – waar vrijwilligers nog hun tijd willen besteden aan de gemeenschap – meteen uit hun biotoop los te rukken en alle werking ervan naar Aalter te dwingen? De Knesselaarse inbreng wordt er een speld in een hooiberg. Het had anders gekund. Koester het lokale en werk samen waar het kan. Zoiets misschien?
Had men niet beloofd dat de “dienstverlening” hier behoorlijk bestaft zou blijven? We kennen anders wat gemeentelijke gebouwen en diensten waar het “de grote leegte” werd. Met een beetje goede wil had men hier beter kunnen doen. Was ons Netwerk niet een mooi blad, waar je in het prestigieuze TotAalter voor Knesselare toch wel de bril moet opzetten?
Ziet men niet in dat de neringdoeners ook graag nog hun boterham verdienen? En wat met het belang van het sociaal-culturele organisaties? Nog een handvol mensen moeten hier de boel draaiende houden.
Als men zowat de hele administratie, de diensten, de overlegorganen, het personeel en zelfs de activiteiten (zelfs voor kinderen) naar Aalter jaagt, is dat dan het beste wat de Knesselaarse gemeenschap kon overkomen?
De vreugde om een beetje financieel voordeel dat de fusie met Aalter in de aanbieding had, had men kunnen koppelen aan een sympathiek respect voor de lokale roots van een en ander. Kan nog. Maar we vrezen ervoor.
Jan Van de Casteele