Hoe zou ’t met Siebille zijn? Niet veraf, maar toch “weg”

Nog enkele afleveringen te gaan in deze reeks. Siebille Focke voelt zich nog “een echte Knesselaarse”. Ze woont maar een paar steenworpen voorbij de grens. Ze verdiende haar Knesselaars sporen als stichtsters van de chiro, bestuurslid van het Jong Davidsfonds, maar vooral als onderwijzers en directrice in de school van ’t klooster, later Sint-Franciscus Basisschool.

Siebille (°1947, Beernem) ging na haar lager onderwijs in de meisjesschool van het klooster op internaat in het Crombeen in Gent. Ze behaalde er uiteindelijk het diploma van onderwijzeres, waarmee ze in 1967 kon beginnen lesgeven in Knesselare. In 1984 en tot 2002 was ze directrice van de meisjesschool, later Sint-Franciscus Basisschool in de Kloosterstraat. Daarna bleef ze nog tot 2015 werkzaam in de lerarenopleiding in het Katho Tielt.

 

 

 

 

Uit welke familienest kwam je?

Mijn vader Kamiel Focke (bovenaan, derde van rechts) kwam uit een groot boerengezin (13 kinderen, waarvan 11 op de foto) aan de Driepikkel. Zijn moeder was Paulina Vermeire (onderaan met de kleinste aan de arm). Een bijzondere vrouw toch. Ze hielp de zieken, werd “geroepen” bij de geboorten als kraamverzorgster (achterwaarsterigge) en ze werd gevraagd om de doden ‘af te leggen’. Zat er iemand in de miserie, dan gingen ze om ‘moeder Pauline’.

Mijn moeder was Yvonne Dancet. Zij had een kruidenierswinkel in de Veldstraat, naast de drie linden. Ze was de dochter van Octaaf Dancet. Mijn grootvader Octaaf was handelaar en barbier. Van hem heb ik de liefde voor muziek. Ik was maar tien jaar toen hij stierf, maar ik heb nog goede herinneringen aan hem. Hij leunde op de Leuvense stoof en luisterde naar de radio naar klassieke muziek en hij weende dan. Ik verstond zijn tranen niet en zijn verklaring was steeds: “’t is omdat de muziek zo mooi is”. De ‘liefde voor muziek’ kreeg ik dus mee van hem.

Aan iemand met een loopbaan in het onderwijs eerst de vraag aan welke leerkracht je de beste herinnering hebt?

Aan Jeanne van Acker, mijn juf van het vijfde leerjaar. Ze gaf geestdriftig les, had altijd boeiend didactisch materiaal mee en was bezorgd om de leerlingen die het moeilijk hadden. Ik kreeg, zoals in die tijd gebruikelijk was, natuurlijk ook veel les van zusters Franciskanessen.

Je bent al een tijd de grens over. Heb je nog speciale herinnering aan je jonge jaren hier?

Aan mensen uit mijn directe omgeving, die er natuurlijk al lang niet meer zijn. Drie vrouwen in de Veldstraat hebben een grote indruk op mij gemaakt.

Ik was het enige kind dat mocht op bezoek gaan bij ‘madame Wille’. Zij woonde in het mooie huis waar nu de café La Mouche is, en ik ging er graag. De meid Bertha De Loof (bekend door het ophalen van stoelgeld in de kerk) liet mij met tegenzin binnen. Madame las Franse stripverhalen voor en vertaalde ze dan, zin per zin. Ik kon zeer geboeid naar haar luisteren en was zo fier dat zij dat voor mij deed.

Een paar huizen voorbij ons woonde Aline Bockaert- Matthys, in Knesselare gekend als ‘madame Bockaert’. Een biezondere vrouw. Zij kwam dikwijls bij ons thuis. Ondanks een duidelijke welstand, leefde ze zeer eenvoudig, maar ze praatte verstandig.” Kinderen moesten vooruit in het leven en veel studeren”, was haar boodschap. Haar zoon Carlos werd gynaecoloog te Gent en dat zullen veel Knesselaarse vrouwen wel weten.

De derde vrouw was de vrouw van dokter Kluyskens. Ik mocht bij haar gaan spelen met haar kleinkind. Dat gezin woonde in een prachtig huis met links een serre aan het huis en rechts een orangerie. En er was een heel mooie grote tuin met een vijver en een prachtig tuinhuis, een paviljoen. Zij was altijd zo vriendelijk en sprak zo zacht. De dokter mocht niet weten dat er speelkameraadjes kwamen, maar zij liet ons overal spelen. Zij was nooit boos alhoewel we daar allerlei deugnieterij uitstaken.

Welke anekdote is jou het best bijgebleven?

We gingen naar school om les te krijgen, maar kattenkwaad was nooit veraf. Wat me dan altijd eerst “te binnen schiet” zijn de dodenkamers in het klooster/rusthuis, waar de overleden zusters werden opgebaard. Wij waren daar nieuwsgierig naar en met een bang hart probeerden we toch even binnen te kijken. En dan zijn er natuurlijk ook de kleine details, zo kenmerkend voor die tijd: in de junimaand mochten (moesten) we bloemen meebrengen voor het Heilig Hartbeeld op onze speelplaats. Dat werd een soort competitie, waarin we wedijverden om de mooiste ruiker mee te brengen om op een goed blaadje te staan bij de zusters.

Die Veldstraat, dat was toen nogal iets anders dan vandaag?

Als ik door de Veldstraat rijd, krijg ik nog altijd kriebels in mijn buik. Mijn generatie speelde, ook in de dorpskom dus, nog volop op de straat. We riepen als er toch al eens een zeldzame auto kwam opdagen. ’s Avonds kwamen de buren vaak voor ons huis  zitten en vertelden allerlei verhalen.  Dat was een kleine wereld, nog. De zondag mochten we dan wel eens met ons schamele zakgeld om snoep gaan naar Césarine (een “spekwinkeltje” in de Klissestraat) en daar hadden we dan leuke ontmoetingen met leeftijdsgenoten!

Uiteindelijk koos je voor een loopbaan in het onderwijs? Van waar die optie?

Toen er nog kloosterzusters waren. Siebille naast zuster Godelieve (midden), de laatste “zuster-directrice”

Omdat ik moest van thuis! Ik had niet veel te kiezen. Ik wou nog gaan doorstuderen, maar er was een plaats vrij in de school van het klooster en er was geen sprake van die kans te laten passeren.

Je had ook iets met boeken?

Mijn grootste hobby was altijd boeken lezen. Ik ging als kind naar de bibliotheek in de Kloosterstraat, waar de boeken toen nog netjes werden “gekaft” met bruin papier, en waar we toen nog moesten kiezen uit “geselecteerde” (lees: toegestane) boekenlijsten per leerjaar. De boeken werden van achter een loketje doorgeschoven!

Later bewerkte en schreef ik enkele kindertheaterstukjes en daar heb ik enorm veel plezier en deugd aan beleefd. Misschien had ik dat werk moeten uitwerken in een boek, dat bruikbaar had kunnen zijn voor andere scholen.

Ik ben wel fier over het boek dat ik dan wél heb geschreven over “De tien basiscompetenties van de leerkracht”. Het is een ode aan ons onderwijs, maar ook een goede hulp aan studenten en onderwijsmensen om te blijven werken aan zichzelf en aan de vele competenties. Soms kan ik wel eens fantaseren over een zelf opgerichte school waar de kinderen meer aan bod komen, waar vooral de nadruk wordt gelegd op de eigenheid van elk kind, waar creatief denken wordt aangeleerd en beoefend. Maar we hebben ons best gedaan hoor!

Op de Boekenbeurs met haar boek, uitgegeven bij Plantijn

 

Stichter en leidster bij de meisjeschiro

Je was hier ook actief op nogal wat terreinen?

Ik heb samen met onderpastoor De Baets de Knesselaarse chiro gesticht. De kinderen kwamen bij ons thuis in de Veldstraat hun uniform passen.

Ik was ook een tijd ondervoorzitter van het Jong Davidsfonds, een vereniging die (vooral in de jaren 1960, vroege jaren 1970 – red.) voor jonge mensen veel leuke, leerrijke en interessante activiteiten en optredens organiseerde.  Ik herinner mij een avond met Miel Cools. Elders uitgaan was er in die tijd nog niet veel bij

Ik heb voorts ook enkele ‘bijrollen’ gespeeld in het Knesselaars toneel, bij de Rederijkers. Die activiteiten waren toch wel bepalend voor mijn jonge jaren.

Je woont natuurlijk niet veraf (Sint-Joris), maar zou je nog in Knesselare willen wonen?

Ik kom natuurlijk nog geregeld in Knesselare. Bij bepaalde begrafenissen natuurlijk, en zeker ook voor de toneelvoorstellingen. Door mijn onderwijswerk in de meisjesschool en Sint-Franciscus Basisschool ken ik er veel mensen. Uit pure nostalgie zou ik ook zo weer in die drukke Veldstraat aan de drie linden willen gaan wonen!

Er zijn er daar anders die daar weg willen hoor…

Ja, maar toch: een brok heimwee naar Knesselare is nooit veraf. Al kan ik niet zo goed bepalen waarnaar dat precies is. Gewoon liever in Knesselare wonen, zeker? Heimwee naar mijn kindertijd, mijn jeugdjaren, maar ook naar mijn actieve werkjaren  (1967 tot 2000) in de lagere school. Zelfs heimwee naar mijn kleine slaapkamer, alhoewel ik altijd boos was omdat de plantaardappelen en de bewaarappelen onder mijn bed moesten staan.

Heb is ergens spijt van?

Eigenlijk heb ik geen spijt van mijn levensloop en mijn “zijn” Mijn grootste zwakte was en is mijn moeite met sport en beweging. Ik had meer moeite moeten doen om te sporten! Ik heb ook heel lang spijt gehad dat ik geen kans kreeg om naar de universiteit te gaan, maar die frustratie is ondertussen verdwenen.

Heb je nog plannen om jouw ervaring nog te delen?

Ik zou me nog willen engageren om Nederlands te leren aan anderstalige kinderen. Die kinderen staan open om de taal te leren en je krijgt een echt persoonlijk contact. Ze leren geloven in zichzelf en hen behandelen met heel veel respect, dit is zo belangrijk. Als ze voelen dat je het goed met hen meent, krijgen ze een veilig gevoel wat voor hen broodnodig is.

Is er iets dat je bezorgd maakt?

Jawel, de toekomst van kinderen van gescheiden ouders. Er zijn er almaar meer, ze zijn zeer kwetsbaar, zeker bij een ‘vechtscheiding’. Ik kan zeer boos worden als de ene ouder altijd negatief spreekt over de andere ouder. Ik maakte dat als directrice al regelmatig mee. Ik denk dat we onderschatten hoe moeilijk dat is voor veel kinderen. Wat betekent die ervaring voor hun later geluk?

Als er een bijzondere Knesselaarse figuur moet kiezen die een speciale vermelding verdient, wie dan?

Ik bewonder mensen die heel eenvoudig zijn en gewoon elke dag  hun werk doen en oog hebben voor hun medemens. Maar die mensen zouden geen standbeeld willen natuurlijk. Moet ik toch een naam noemen…? Misschien mijn oom René Focke (op foto bovenaan derde van links). Hij was de lievelingsbroer van mijn vader, vertrok in augustus 1914 naar de oorlog en kwam nooit meer terug! Hij is overleden in Frankrijk aan TBC in maart 1915, amper 24 jaar jong. Ik heb wat onderzoek gedaan naar die geschiedenis.

Om af te ronden nog een paar rode draden in deze reeks. Heeft Sint-Joris (Beernem) iets dat Knesselare niet heeft?

Jawel! Beernem heeft een cultureel centrum met goede activiteiten.

De mooiste Knesselaarse dialectwoorden?

Als kind zat ik graag te kijken op de ‘zulle’ (de dorpel van de deur), ik dronk melk uit een ‘spoelkom’ (een kopje zonder oren)

En de fusie met Aalter?

Ik houd mij daar als niet-inwoner niet meer mee bezig. Er zullen wel voor- en nadelen zijn. Knesselare ligt dan aan de autosnelweg en heeft dan een station?!

Siebille bij haar afscheid