“Hoe zou ’t met Frans zijn?” – Dertig ex-inwoners keren (efkes) terug

Iedereen kent dat verschijnsel: familie, vrienden en kennissen beslissen plots om het dorp waar ze geboren en getogen zijn te verlaten. Naarmate de jaren verstrijken neemt de vervreemding toe. Toch vormen ze dikwijls het onderwerp van gesprek, zeker aan de feesttafels tijdens de eindejaarsperiode. “Hoe zou het nog zijn met…?” In de nieuwjaarsmaand antwoorden uitgeweken Knesselarenaars op onze vragen. Met heimwee of onverschilligheid, verrassend vaak, en altijd met een persoonlijk accent. Zeker lezen! Eerste gast, goed voor hart en bloedvaten: cardioloog Frans Veevaete.

Voor dit eerste artikel gingen de vragen naar de van Knesselare naar Brugge uitgeweken cardioloog Frans Veevaete. Hij is de zoon van kleermaker Hilaire Veevaete (+ 1980) en Christine Stock, winkelierster (+ 2003). Het gezin woonde in de Hellestraat, waar tientallen jaren de kruidenierszaak (en ‘kaaswinkel’) was gevestigd.

Frans is geboren in 1948. Niet in Beernem zoals zoveel van zijn Knesselaarse generatiegenoten, maar in Gent. “Ik was namelijk een ‘dwarsligger’… zoals nog steeds, en dokter Van Thuyne zag zich daar bij mijn moeder geen gat aan; ze moest dus bij José Daels in Gent bevallen, in de Refuge”.

Frans is als arts-cardioloog afgestudeerd in 1973 en afgespecialiseerd in 1978 (UGent). Tot vandaag bleef hij geïnteresseerd in Latijn en Grieks, dat hij nog altijd leest en vertaalt, vaak in functie van zijn grote passie: antieke geschiedenis en archeologie. Voorts doet hij aan sterrenkunde en speelt hij muziek (klavecimbel en orgel). Klavecimbel leerde hij spelen, omdat zijn dochter pianiste en klaveciniste was en omdat het grote klavecimbel bij hem is blijven staan, omdat ze er zelf geen plaats voor had. “Orgel speelde ik al op het hoogzaal in Knesselare, toen ik met ons vader steeds mee mocht naar boven, en als de koster even het gat gekeerd was; niemand mocht immers op zijn orgel spelen; maar mijn beentjes waren nog te kort om aan het voetklavier te kunnen. Mijn eerste stappen in de muziek zette ik bij de fanfare Willen is Kunnen als trommelaar, maar ik moest van mijn vader stoppen, omdat ik eens zat was thuisgekomen en moest overgeven na een tournee, toen ik 10 jaar was”. “Ik ben als muzikant maar een amateurtje, hoewel ik moeilijke stukken van Bach en Widor niet uit de weg ga: ik blijf oefenen tot ik ze van buiten ken”.

1. Waar denk je spontaan aan als je ‘Knesselare’ hoort?

Het dorp van mijn kinderjaren, van mijn ouders en van mijn familie; het dorp waar ik van mijn 9de tot mijn 12de misdienaar ben geweest en waar ik school heb gelopen

2. Welke figuur/ figuren in het Knesselaars onderwijs heeft/hebben voor u iets betekend?

Gerard Van de Casteele, André Van Hooreweghe, Edgard Van de Casteele, Jozef Arnaut, Albert Casneuf en Roger De Neve

Uit de kleuterklas herinner ik me nog alleen zuster Florimonda in het klooster langs de Kloosterstraat en zuster Caritas in het schooltje in de Veldstraat. Hoewel ik in het Lager slechts zes studiejaren heb gedaan, heb ik toch negen onderwijzers gehad: in het eerste Yvonne Seghers voor één dag, daarna enkele maanden Roger Moelaert en voor de rest Roger De Neve; in het tweede Edgard Van de Casteele; in het derde en het vierde Jozef Arnaut; in het vijfde André Van Hooreweghe en in het zesde Alfons Ryserhove. Maar verder kregen we na de schooluren lessen Frans van Albert Casneuf, en ik heb ook enkele lessen muziek gevolgd bij Gerard Van de Casteele.

De figuur die voor mij de meeste betekenis heeft gehad was Alfons Ryserhove, omdat die mijn ouders gepousseerd heeft om me Latijn en Grieks te laten studeren, talen die ik nog steeds onderhoud en waaraan ik mijn interesse voor de Oudheid en de archeologie heb te danken.

Zegening der kinderwagens in de kerk van Knesselare, zo ging dat… Frans als misdienaar

3. Wat is uw leukste herinnering aan Knesselare?

Mijn leukste herinnering is die, toen we met de drie misdienaars, Vic Van Poucke, Paul Veevaete en ik, op de kerktoren zijn geklommen tot aan de klokken en het om 12 uur ’s middags dertien hebben doen slaan met een hamer op de klok. Koster Julien Willems die in de sacristie stond te wachten om het Angelus te doen kleppen en noen te luiden, had de slagen geteld en die dertiende gehoord en heeft ons alle drie op het kerkplein een afrossing gegeven; wij hadden de bui al zien hangen toen we hem van door de klokgaten zagen lopen ijsberen op het plein. Mijn droevigste herinnering? Naast de begrafenis van mijn ouders, was de uitvaart van kanunnik Georges Gyselbrecht, toen de Gentse bisschop de homilie hield in de kerk.

De droevigste herinnering: de dood en begrafenis van de jonge Knesselaarse priester kanunnik Georges Gyselbrecht

4. Wat zou u ertoe aanzetten ooit opnieuw in Knesselare te komen wonen?

Het heimwee, denk ik. Maar ik zou de Knesselaarse buiten prefereren boven het lawaaierige dorp; de kanten van de bossen eerder

5. Mocht je een standbeeld voor iemand mogen plaatsen in Knesselare, aan wie zou je dan denken en waarom?

Grootvader Adolf Veevaete in Amerika, geluk na een ongeluk

Moeilijke vraag, want er waren zoveel mensen die ik bewonderde. Het kan misschien pedant klinken, maar ik zou mijn grootvader, Adolf Veevaete, wel een standbeeld willen gunnen.

6. Indien je ooit heimwee had naar Knesselare, waarnaar was dat dan?

De besneeuwde velden bij valavond aan de noordkant van de Schapersbosstraat, toen nog niet volgebouwd, met op de achtergrond de zwarte lijn van de bossen.

7. Wat vind je in uw huidige woonplaats dat je enorm waardeert en dat Knesselare helemaal niet te bieden heeft?

Brugge en Knesselare zijn moeilijk met elkaar te vergelijken. Hoewel ik het een mooie stad vind, heb ik me echter nooit een echte Bruggeling gevoeld. Sinds we hier in 1980 kwamen wonen zijn de rasechte Bruggelingen met hun misplaatste pretentie gelukkig al voor een groot gedeelte verdwenen; de franskiljons sterven uit of emigreren. Hoewel ik bij mijn werk steeds Algemeen Nederlands spreek, blijf ik thuis steevast Knesselaars praten, mijn vrouw Zottegems, behalve tegen mijn dochter en kleindochters. Er komt geen woord West-Vlaams over mijn lippen.

8. Wat vind je mooi aan Knesselare?

Onder de bouwwerken vind ik de kerk niet mis, in mijn achterhoofd misschien ook omdat mijn grootvader die helpen bouwen heeft (had zijn stiel geleerd in Amerika, in Chicago, einde de 19de eeuw, waar hij de eerste wolkenkrabbers had helpen bouwen, maar is daar zwaar ziek geworden, stervend en berecht, maar dankzij zijn jeugdige leeftijd genezen en terug naar Vlaanderen gekomen; gelukkig voor mij). Tijdens mijn kindertijd stonden er verder in Knesselare drie prachtige herenhuizen: de woning van Dokter Kluyskens op het einde van de Veldstraat (zie foto), die jammer genoeg is gesloopt.

De villa van dokter Kluyskes (Kabaatje), einde de Veldstraat.

Voorts de woning waar vroeger de familie Verheye woonde in de Veldstraat, maar die nu verknoeid is (mijn grootvader heeft tegen zijn goesting dat grote raam beneden rechts moeten kappen, en de eigenaar op het hart gedrukt de oorspronkelijke ramen en houtwerk te bewaren, voor het geval ze de zaak terug in haar oorspronkelijke toestand wilden brengen, doch het is daar nog steeds niet van gekomen), en last but not least de pastorie, die door pastoor Bruwiere ook voor een deel is verknoeid.

Dan zijn er verder nog enkele eeuwenoude hoeves. Maar ook het landschap: de omgeving van de Hellestraat voorbij de bebouwde kom, Langendonk, de omgeving van de bossen rond het Drongengoed; doch zoals gezegd is er al veel naar de bliksem geholpen.

  1. Mocht je kunnen teruggaan in het verleden EN in Knesselare, waartoe zou dit je leiden?

Ik heb een gelukkige jeugd gekend en ik zou die zeker nog eens willen herbeleven, maar sinds ik uit Knesselare weg ben, officieel sinds mijn huwelijk op 25-jarige leeftijd, maar praktisch al sinds mijn 12de, toen ik op kostschool vloog in Don Bosco en amper drie keer per jaar naar huis mocht, en sinds mijn 18de meestal in Gent verbleef bij een oom van mij op kot en tijdens de vakanties ging werken, is er in Knesselare zoveel veranderd dat ik het dorp nauwelijks nog herken; vrienden en kennissen uit die tijd zijn verdwenen, verhuisd of dood. Ik zou me er waarschijnlijk een vreemdeling voelen.

10. Als je in de vriendenkring van je huidige woonplaats spreekt over Knesselare, wat weten zij dan zelf over Knesselare te vertellen?

Frans is “bezeten” door de Romeinse oudheid, waarover hij verschillende boeken schreef. Hier met de hand in de Bocca della Verità (Mond van de waarheid). En hij heeft ze nog allebei, dus dat zit goed.

Als ik hier over Knesselare spreek, is de eerste reactie van velen, vooral oudere mensen: “Ha, de Poezenhoek.” Ik heb de indruk dat die buurt in heel Vlaanderen bekend is. Ik heb me nog laten wijsmaken dat de Knesselaarse priesters er tijdens de zondagse preken tegen fulmineerden, en dreigden met doodzonde en de hel. Een oom van mij heeft er nog meegedaan aan een weddenschap om een stuk te bijten uit een bierglas en het fijn te knabbelen, zonder bloed in de mond te krijgen. Het schijnt dat bepaalde gasten dat konden.

11. Wat zijn voor u de mooiste Knesselaarse dialectwoorden?

Lodderspeekte’; is een Knesselaars dialectwoord waarvan maar weinigen de betekenis kennen; het gaat om stoelen of tafels waarvan de poten los staan. Een ‘achterweirsteringe’, wat vroedvrouw betekent. ’Verdesleweren’ (overhoop gooien), ‘Kloesteren’ (koesteren).  ‘Tuirlewuiten’ (lawaai maken, opscheppen). ‘Bieswerms’ (comedonen of meeëters).

En dan natuurlijk een hele hoop uitdrukkingen, zoals ‘Hij kan doen en laten gelijk Spinels z’n hane’ (op z’n Knesselaars gezegd: ‘veugelen en schijten zoals…’), ‘Eten in hèn gelijk Sentens geete’ (moeten overgeven), ‘’t Es gepast gelijk toe Buyssens’ (‘laat die centjes maar zitten, ’t is al gepast’…Als je ongeveer de te betalen som bijeen vond, was men bij Maurice Buyse en Elisabeth Schelstraete ofte Liesa Bels al tevreden).

Ik was samen met Hilda Buyse van plan eens ‘bijlappen’ (bijnamen) te noteren: Krekels (ipv Heyse), Priems (Verniest), Greelsens (Verhoestraete), de Rosten Veevaete (ipv Adolf), Romme Meire (ipv Romanie Vandermeiren – mijn grootmoeder), Zwarte Maria, Celle Galud (zie foto), Tuur Blein of steiten boas (Arthur de Jaegher, zie foto), enz… Hilda is jammer genoeg te vroeg overleden.

12. Eind volgend jaar zal de fusie van Knesselare met Aalter een feit zijn, houd je dat nog bezig en wat zijn volgens u de voor- en/of nadelen hiervan? 

Mijn grootmoeder aan moederszijde was van Aalterbrug; de dochter van een smid langs de vaart. De familie Boute oefende al eeuwen het beroep van hoefsmid uit om de paarden te beslaan die de schepen langs de vaart voorttrokken. Mijn grootmoeder langs vaderszijde was van Poeke, al jaren een deelgemeente van Aalter. De familie was in alliantie met de barones Ines Pycke de Peteghem van het kasteel en sprak graag Frans; ze woonden in de ‘rue de Knok à Pouck’; velen ervan weken uit naar Brussel, maar mijn grootmoeder is uitgeweken naar de Maldegemweg; ze was zeer vroom en ging dagelijks naar de mis, want ze moest er voor drie gaan: voor zichzelf, voor mijn grootvader Adolf en mijn oudste oom, Fons, die nooit naar de kerk gingen. Ik kan dus moeilijk tegen Aalter zijn, aangezien ik er ook voor de helft uit voortkom. Maar ik zou niet graag hebben dat de naam Knesselare verloren gaat en moet ingeruild worden voor Aalter.

De winkel van Hilaire Veevaete en Christine Stock, bij de vernieuwing in 1967. Toen kruidenierszaken nog in volle opbloei waren…