Het taalken van ons vader en ons moeder (afl. 10)

Een tijdje geleden al dat we wat dialectwoorden meegaven. Deze keer gaan we voor een serie uitdrukkingen, gezegden die in onze gemeente werden genoteerd. In dit geval door Paul Verhoestraete.Hij es twis in de zak: hij doet altijd moeilijk, hij heeft vaak een eigen en afwijkende mening.

Hij heeft van de ladde: hij heeft ‘ervan’, hij heeft ‘prijs’ (maar in negatieve zin: hij haalt zich de woede van iemand op de nek / hij is dronken)

’t Is een bescheten commissie: men vraagt je iets te doen, maar je weet dat het een vervelende klus is, of dat het zal tegenvallen

’t stoat doar oallemoalle huep over tsjuep: ’t stoat doar oallemoalle ovrende – er is daar grote wanorde

Hij schuifelt er hem vanonder: Hij ontwijkt de problemen, hij muist er zich van tussen

Hij liept’er stuik tegen: Hij liep er pardoes tegen

Zij loopt doar de zille plat (zille = dorpel): zij gaat daar vaak binnen/op bezoek

Da zijn dingen hé: Dat is toch erg hé!

‘Nen properen vuilaord: Iemand die het niet zo nauw neemt met zijn hygiëne

‘k He mijn bekomste: Ik heb genoeg (gegeten)

‘t es moar een salareentje: ‘t is maar een heel kort regenbuitje

Z’es troage in huer doeninge: Zij is heel traag

G’et gij ier niets te bassen: Je hebt hier niets te zeggen

Hij es van zijne center: Bewusteloos zijn, het hoofd niet meer koel kunnen

Tegen in den draai: Tot weerziens, tot straks

Op iemands  kabbe zitten: Iemand viseren, meestal om hem/haar in een ongunstig daglicht te plaatsen

‘k zij nie in mijne hoak: Ik voel mij niet goed

Poer en medoalden: zijne velo is in poer en medailden – Is volledig vernield bvb nadat er een auto overheen is gered

Ge moe geen ruize doen: Je moet geen moeite doen