Herinnering aan “den grooten oorlog” (Deel 2/2)

In een vorig nummer stonden we even stil bij de weinige documenten die ons nog informatie over het begin van de Eerste Wereldoorlog verstrekken. Vandaag het tweede deel van die bijdrage, over de oorlogsperiode zelf en over bevrijding van Knesselare.

De bezetters zijn “over het algemeen zeer braaf en vriendelijk”, noteert pastoor Van Butsel in zijn Liber Memorialis (1).  De patronage en de jongensschool worden bezet en door de Duitsers op bepaalde momenten zelfs als paardenstallen gebruikt. Nadien zijn er klachten over schade, aangebracht door paarden die er hun tanden zetten in meubels en kasten.

Knesselare beleeft een gevaarlijk moment als op 13 juli 1915 een Duits soldaat doodgeschoten wordt aangetroffen bij Henri De Spiegelaere, herbergier en lijndraaier op het dorp. Die herberg stond waar nu het gemeentehuis staat. Doodgeschoten, dat denken toch de Duitsers. Gijzelaars worden verhoord, maar een Duitse wetsdokter maakt nogal vrij snel duidelijk dat het om zelfmoord ging.

Vredige rust op De Plaats, in volle oorlogstijd (1917).

De rest van de bezettingstijd verloopt vrij rustig, al hebben overheid en burgers wel almaar meest last van opeisingen en van schaarste van levensmiddelen en allerlei producten.

Smokkelen

Er wordt dan ook veel gesmokkeld, ook in Knesselare. Alfons Ryserhove vertelt hierover het volgende: “Een bekende brievensmokkelaar was gewezen foorkramer Victor Cocquyt. Hij smokkelde via de bossen naar Nederland. Na de Duitse patrouille te hebben laten passeren “ontkleedde hij zich, bond zijn klederen in een gummizak op de rug en zwom over de beide kanalen.” Op Hollandse grond gaf hij brieven onder dubbele omslag mee voor soldaten achter het IJzerfront. Hij smokkelde met zijn helpers ook voor omliggende steden. De brieven waren geschreven op zeer kleine blaadjes papier en opgerold tussen de tabak van een paar sigaretten. In 1916 werd hij in Brugge aangehouden, maar hij bekende nooit. De Duitsers zetten een “vervanger” in om hem te ontmaskeren.

Cocquyt krijgt vijf jaar strafkamp in Westfalen. Hij ontsnapt, wordt weer gevat en opgesloten, maar boort zich met behulp van stukken van een versleten potkachel weer een weg naar de vrijheid. Hij wordt weer gevat, maar krijgt uiteindelijk toch terugkeerpapieren. Hij duikt onder in Brussel, vlucht naar Nederland en wordt mijnwerker in Engeland. Hij sterft uiteindelijk in Frankrijk in 1934.

In 1917 leggen de Duitsers een vliegveld aan op de Kleiten, waar heel wat Duitse barakken staan. Knesselare blijft voor de Duitsers vooral een “uitrustdorp”. Ze organiseren hier zowel protestantse diensten als katholieke misvieringen.

Naarmate het einde van de oorlog nadert, wordt de situatie pijnlijker voor de burgers. Almaar meer vee wordt opgeëist, koeien, varkens, geiten, schapen. Weerbare mannen moeten zich regelmatig “melden”.  Oorlogsmoeheid en een tekort aan “rubber, leder, benzine, koper, kleerstoffen en voedingswaren” maken het leven lastiger.

Fotograaf Alfons Hooft senior maakte veel portretten die soldaten aan thuis deden denken, en omgekeerd…

Ommekeer

In 1918 keren de kansen aan het Front. De Duitsers moeten er uiteindelijk op de loop voor een tegenoffensief. Op 30 september 1918 rollen trams voorbij, komende van Oedelem. Dampend en sissend, zonder licht. De volgende dagen zijn het er nog meer. Nu en dan gaat het om wagens “kartoffels”. Soms passeren hele kudden West-Vlaams vee, vooruit geknuppeld door soldaten.

Op 3 oktober wordt hier verteld dat Brugge is ontruimd. Weerbare mannen worden opgeroepen om in de “Opmarsch” van de Duitsers mee te trekken. In de namiddag trekken de Oedelemse mannen in een droevige stoet door Knesselare, voortgedreven door woeste Duitse soldaten. De jongens zingen “De Vlaamse Leeuw”. De Duitsers laten hen zingen. Voeten bloeden.

De dag nadien moeten de Knesselaarse mannen dezelfde tocht oostwaarts aanvatten, maar velen duiken onder. De wijken Eentveld, Geuzestraat, Blakte en Bommelare hadden in blok afgesproken dat niemand zou vertrekken.

Zaterdag 5 oktober is er heel vele volk op straat, ouderen en kinderen, maar geen Knesselaarse weerbare mannen. De Duitsers slaan alarm en doorzoeken huizen. De weinige mannen die ze vinden, maar ook andere gijzelaars worden opgesloten in de kerk. ’s Avonds mogen de vrouwen naar huis. Ook zij trekken “De Vlaamse Leeuw brullend, door de straten”…

De volgende ochtend worden de weinige mannen die aangehouden waren ook vrijgelaten. Het kanonnengebulder wordt almaar intenser. De “Tommies” zijn in aantocht.

Op maandag 7 oktober beseffen de Duitsers dat ze beter zelf vertrekken.

Op woensdag 16 oktober trekken duizenden Duitse soldaten door Knesselare, in omgekeerde richting nu, als grote verliezers.Vuil en vermoeid. Ook munitiewagens, legerkeukens, ziekenwagens, haveloze troepen… Alles wat kan dienen nemen ze mee, zelfs kinderwagentjes, en fietsen zonder banden. Ze vernielen de tramsporen.

Op vrijdag 18 oktober dokkeren zware mortieren door Knesselare, altijd in de richting Zomergem. Talrijke kerktorens worden gedynamiteerd, maar die van Knesselare niet, al scheelt het weinig. Tientallen geallieerde vliegtuigjes met mitrailleurs beschieten de terugtrekkende Duitsers. Gedurende nog veertien dagen zal er in Zomergem (Motje) nog hard worden gevochten.

Op zaterdag 19 oktober  is er een charge van het eerste gidsenregiment in Burkel. Rond halftwaalf, even voor middernacht, na het uitschakelen van laatste mitrailleurnesten van de Duitsers in Zeldonk en aan het Knesselaarse klooster, bereiken Belgische soldaten De Plaats. Aan de Tramstatie zitten nog Duitsers met machinegeweren onder de wagons van de tramrijtuigen. Ze worden gedood of gevangen genomen.

Morret

Over de ‘herovering’ van Knesselare hebben we een getuigenis kunnen noteren in het blad “Uilenspiegel” dat hier in de jaren 1980 verscheen. Hector Morret was soldaat geweest van 1910 tot 1913. In 1914 wordt hij gemobiliseerd. Na vier jaar aan het front te hebben gezeten is hij bij de voorste linies als de Duitsers teruggeslagen worden in Zweve­zele, Wingene, Oostkamp en uiteindelijk ook in Knesselare. In Oostkamp hoort hij officieren afspraken maken over de aanval op Oedelem en Knesselare. Hij krijgt de krop in de keel. Hij vertelt verder:

Hector Morret, begin jaren 1980. Vocht mee in de bevrijding van Knesselare

‘Tot aan Den Hoorn konden we verder trekken zonder een schot te lossen, maar bij het naderen van Knesselare werden we beschoten vanuit de toren. Te voet raakten we tot aan het kloos­ter. Langs de muur van ’t klooster en het oude tramrouteke maakten we een drie uur durende beschieting mee. En vanachter de zware peilers van de molen die naast het klooster had ge­staan, schoten wij terug met zware mitrailleurs. ‘Morret’, hoorde ik plots, ‘le commandant vous appèle’. Ik bij de commandant die tegen de kloostermuur zat. ‘Is kij zijt van Knesselaer, kent kij de streek?’. Dat zal wel! Ik werd gevraagd met een patrouille langs de veiligste weg naar het centrum te trekken.

Samen met mijn peloton (30 man) en met drie officieren over de gracht, door de planterij van Prudent De Coster (Kloosterstraat), langs de toenmalige Kluize (huidige Sportstraat) en een klein wegeltje (Klissestraatje) tot aan de haag van ’t kerkhof. ‘Et maintenant, Morret?’. Verder geslo­pen tot aan het begin van de Nieuw­straat, naar het koerke van Does Wis­pelaers. Voorzichtig kloppen aan een deur. ’t Verschot van mijn leven : het is mijn zuster Celine, gehuwd met Leon Van de Casteele die de deur o­pent. Tijdens de oorlog naar hier verhuisd. Neen, hier geen Duitsers, wel nog op ’t Dorp. Plat op de buik verder langs ’t Drieselken, richting pastorie.

Vanuit zijn deurgat piepend Leons broer, Heintje! Zwaaien en wen­ken. Ik: ‘Heintje, ge moet binnen­gaan, ’t is gevaarlijk!’. Hij: ‘k Heb vier jaar lang beloofd een poote sigaren te geven aan den eersten Bel­gischen soldaat die ‘k zou zien … Hier zie !’. Hein weer binnen.Verder sluipen naar de “uitstekken” van de kerk. Op het kerkplein zagen we dat er een grote put gemaakt was. De lui­tenant beval een grenadier twee gra­naten te gooien. Daarna een ver­schrikkelijke knal. Vier Duitsers springen weg, richting Veldstraat. In de put laten ze drie vaste mi­trailleurs achter, blijkbaar bedoeld voor een achterhoedegevecht. Daarna wordt alles weer stil. Er mag een groene fusee afgeschoten worden, het teken dat de rest van de troepen naar het centrum mag optrekken.’

Morret mag zelf de vuurpijl afschieten en krijgt daarna, zoals beloofd acht uur vrij in Knesselare. De volgende uren is het een blij weerzien met familie en vrienden. Met Emma Dhavé, de bazin van herberg De Zwaan, met Briek Van Hooreweghe en Michel Mouton, met Miel Hoste. Op het Dorp is een massa volk bijeen. In de kerk krijgt Hector weer de krop in de keel als tijdens de mis voor het eerste “Te Velde” klinkt. Pastoor Van Butsel belooft een goeie fles rode wijn aan Hectors vrouw…

De Duitsers nog even in vrolijke dagen op de hoek van de Kouter

Ook in het vorige week geciteerde werk van dorpsgenoot Roger Moelaert vernemen we dat de bevrijders op zaterdag 19 oktober 1918 Knesselare naderen vanuit Oedelem. Nu is het de beurt aan de Duitsers om weerstand te proberen bieden, onder meer aan het klooster, aan de Hulhoek en Buntelare, aan de vaart. De bruggen van Sint-Joris en Hoekestraat worden opgeblazen. Maar ook nu gaat het hooguit om wat vertragingsmanoeuvres. Omstreeks middernacht komt er een nieuwe aanval via de Hellestraat en Langedonk. Een honderd obussen worden afgevuurd, vooral op Eentveld. Na gevechten in de Kloosterstraat en de Veldstraat wordt de Duitse weerstand in Knesselare teruggeslagen. Een zestig Duitsers worden gevangen genomen.

Maar de tocht gaat verder. Hector Morret trekt nog mee naar Zomergem, tot Antwerpen en de Duitse capitulatie op 11 november, later naar Aken en Dusseldorf. Pas op 1 augustus 1919 wordt hij definitief gedemobiliseerd. Een “kakibestaan” van zijn twintigste tot zijn negenen­twintigste, dat kan tellen…

De oorlog gaat verder, tot het bittere einde… Een Duitser die zich verborgen hield op de hooizolder van Hallaert (Maldegemseweg) wil zich overgeven. “Niettegenstaande zijn smeekbeden en geschrei wordt de ongelukkige jongen in de Veldstraat letterlijk doodgestampt”, schrijft Ryserhove.

Nog eens pastoor Van Butsel: “Den 20n oktober 1918 zijn onze Belgische soldaten hier triomfantelijk binnengekomen. Ongelukkiglijk zijn zij gestuit geweest aan de vaart te Somergem en gedurende 10 dagen van dat oponthoud heeft onze parochie nog al geleden van de obussen en granaten die de vijand ons dagelijks zond”. Op 20 oktober  ’s ochtends vroeg rukt men al op richting Ursel. Ondertussen wordt met lege biertonnen van de brouwerij Maenhout een noodbrug over het kanaal aangelegd. Ursel wordt bevrijd via een tang-beweging. Een achterhoede van 18 Duitsers wordt gevangengenomen.

En nog een laatste keer de pastoor: “Den nacht van 21-22 viel al elken kant der kerk een zware obus, die veel ruiten braken in de kerk en in de huizen, en waardoor ook een ouderling van 80 jaar, Jacobus Thys, in zijn bed gedood werd. Den avond nadien viel een obus op een woonhuis der hofstede Matthys. Den zaterdag 26, in den namiddag, wierd een meisje van 20 jaar, Romanie Gussé, op den slag gedood door een obus”. Dat gebeurt net als ze met een koe van het veld terug thuiskomt. Tot daar het verslag van pastoor Van Butsel.

Op 21 oktober vindt in Ursel nog een klein luchtgevecht plaats tussen zeven Duitse fokkers en enkele Belgische toestellen. Op 24 oktober komt koning Albert op bezoek in Ursel. Diezelfde dag is er een gasaanval in Zomergem. Op 26 oktober ontdekt men verscheidene naakte soldatenlichamen bij Pilkem. Gedood om de uniformen te kunnen gebruiken? Drie Belgische rijkswachters worden gedood door een obusinslag in de brouwerij De Keyser.

De laatste Duitse obus voor Knesselare valt op het hek van de hoeve Henri Cornelis (Maldegemseweg). Op 2 november wordt alle Duitse weerstand in Zomergem stopgezet. De Duitsers vluchten verder achteruit. Op 11 november zwijgen de wapens. Het is Wapenstilstand.

Epiloog

Op 12 november en de dagen erna begint Knesselare aan het herstel. Al op 6 november zijn de tramsporen hersteld en rijdt de tram Brugge-Zomergem. In Hoekestraat komt er houten noodbrug over het kanaal Gent-Brugge. In 1914 werd ze niet vernield, maar bij de aftocht, op 18 oktober wordt ze door de Duitsers wel opgeblazen. De houten noodbrug blijft er nog liggen tot omstreeks 1937.

Een lijst, bewaard in het gemeentearchief, vermeldt onder meer diefstallen van “bougies, een kleerborstel, een schoenborstel”, “200 roggeschoven of 240 kilogram graan”, “een melkkoe” (meerdere), “1 spade, 1 scup”, “een geit en zes konijnen”, “negen zware konijnen”, “1 peerd en koe”, “een konijnenmoer met zes jongen”, “twee ossen”, “twee koeien, twee melkschapen, 1 rijtuig op twee wielen, 10 zakken aardappelen”,…

De Oudstrijders van de Eerste Wereldoorlog in 1930 op de speelplaats van de jongensschool

De balans van de oorlog in Knesselare wordt opgemaakt. Zo’n twintig inwoners overleven de oorlog niet. Op 9 november 1919 wordt de gedenksteen ter ere van de gesneuvelden in de voorgevel van de kerk aangebracht.In de arduinen plaat beitelde men de slachtoffers van de Eerste Wereldoolog (later werd er een bronzen plaat onder aangebracht met de namen van de politieke gevangenen, gesneuvelden en burgerlijke slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog). Het waren de Vlaamse Strijdbroeders die aan het gemeentebestuur vroegen om op De Plaats een monument en een huldeboom op te richten voor de gesneuvelden. Ze deden hiervoor in 1919 een omhaling in de gemeente.  Resultaat: 3.000 fr.  Het monument tegen de voorgevel van de kerk komt er enige tijd later.

Er wordt ook in Knesselare al snel een Nationale Strijdersbond opgericht. In het bestuur: voorzitter Max Hoffman, Hector Stock, Oscar De Vos, Prudent De Jaegher, Jeroom Bockaert, Adolf Botterman, Cyriel Sonnaert. Vaandeldrager is Petrus Labath, een sterke kerel, van wie wordt gezegd dat hij het kanaal onder water overzwom. Lokaalhouder van de Bond is Victor Rodts.

Bronnen: zie bronnen vermeld in het eerste artikel over dit onderwerp, eerder deze week verschenen op deze blog. Voorts:

  • ‘Liber Memorialis’ Knesselare (verslagboek dat pastoors bijhielden (De een schreef er al meer in dan de ander).
  • Sophie Huysman en Ester Van den broeck, ‘De Eerste Wereldoorlog in het Meetjesland – Een thematische synthese’, Uitgave Comeet, Actoria 2011
  • Vandeveire J., Ursel tijdens de Europese oorlog van 1914-1918, Oorlogsdagboek door Gerard Vandeveire, Appeltjes van het Meetjesland
  • Notities Gerard Van de Casteele – Johan Gussé

Doden…

Vorige week hadden we het over de eerste oorlogsdoden van Knesselare. Er komen er vanaf 1915 nog een pak bij (zie ook Prentenbak, samen met dit artikel gepubliceerd op 10 november 2016)

  1. Alfons Spanhove (1888), Kleermaker, in plaats van zijn broer soldaat geworden. Dodelijk gekwetst bij de eerste gasaanval in Steenstraete en gestorven toen een obus ontplofte midden het groepje brancardiers die hem wegvoerden – 25/04/1915. Ligt begraven in Westvleteren.
  2. Kamiel Van Heyste (1893), Landwerkman, gesneuveld in de gevaarlijke frontsector Kaaskerke (Diksmuide) aan de IJzer – 29/04/1915. Hij werd er begraven in de hof van de pastorie. Het graf is niet meer terug te vinden.
  3. Edmond Van Hullebusch (1897), gesneuveld in Mannekensvere – 09/05/1915.Ligt begraven in Ramskapelle.
  4. Raymond De Muynck (1890), Landbouwer, ook gesneuveld in Kaaskerke – 14/01/1916. Was ruiter. Hij ligt begraven op het militair kerkhof in Adinkerke.
  5. Georges (Joris) Van Zeveren (1894), gesneuveld in Ramskapelle tijdens zware beschietingen Stierf in de ambulancewagen – 13/02/1916. Ligt begraven in Adinkerke.
  6. Jeroom Vercruysse (1895). Landbouwer, gesneuveld in Stuivekenskerke. Ook deze sector was gedeeltelijk overstroomd en bezet – 27/07/1916. Ligt begraven in Steenkerke
  7. Oscar Van Hulle (1897). Hij was vrijwilliger en kwam bij de genie terecht. Gesneuveld in Boezinge nadat hij een kogel in het hoofd kreeg – 5/09/1916. Ligt begraven in Westvleteren.
  8. Kamiel Veevaete (1882), was van de oudere klassen en werkte – nadat hij gewond was geraakt – in het militaire depôt van Gainneville in Frankrijk waar hij onder een omvallende boom terechtkwam. Hij stierf daarna in het krijgshospitaal in Le Havre – 18/01/1917, Hij ligt begraven op het kerkhof van Sainte-Marie in Le Havre.
  9. Oscar Deloof (1896). Landwerkman, gesneuveld in Kaaskerke nadat een voltreffer zijn schuilkelder trof – 30/11/1917. Ligt begraven in Oeren.
  10. Alfons De Spiegelaere (1887). Werkman. Toen zijn compagnie op rust ging en hij halt hield bij café Den Bombardon in Lo, werd hij dodelijk getroffen door een inslaande granaat – 17/04/1918. Zat 45 maanden aan het front. Hij ligt begraven in Hoogstade.
  11. Karel (Charles-Louis) Thys (1891). Landwerker, sneuvelde kort voor het eindoffensief in Bikschoote , getroffen door een obusscherf in het hoofd –11/09/1918. Zat meer dan vier jaar aan het front. Hij werd begraven in Westvleteren.
  12. René Caboor (1887), landwerker. Hij sneuvelde in het bos van Houthulst/Klerken tijdens het eindoffensief – 29/09/1918. Ligt begraven op het militair kerkhof van Houthulst.
  13. Alberic Vlaminck (1889), sigarenmaker. Werd in april en juni 2015 gewond, de eerste maal bij de eerste gasaanvallen. Verbleef 49 maanden aan het front. Sneuvelde in Zarren toen gedurende het eindoffensief de verdedigingswerken werden ingenomen – 29/09/1918. Werd herbegraven in Zarren.
  14. Jules De Waele (1888). Raakte zwaar gewond in de loopgraven in 1917. Hij werd ziek tijdens het eindoffensief en stierf in Brugge aan de gevolgen van een longonsteking (Spaanse griep?) – 27/11/1918. Ligt begraven in Brugge-Steenbrugge

Naast bovenstaande militairen sneuvelden vermelden sommige bronnen ook nog een aantal in Knesselare geboren jongens die bij overlijden al elders waren gedomicilieerd: Amedee Cannoot, Juliaan De Meyer, Camiel De Wispelaere, Jules De Zutter, Valentijn Focquaert, Theophiel Goetgebuer,  Polydore De Muynck, Leopold Haelman, Raymond Morret, Alfons Ryserhove, Polydore Van de Keere, Hendrik Gussé en Jozef Vermeire.

De straffe mannen van de Oudstrijders in 1952 in het café van Briek Van Hooreweghe op De Plaats

Over de tussenoorlogse werking van de oud-strijders (voor 1940) is ons nauwelijks iets bekend. De archieven – voor zover die werden bijgehouden? – zijn blijkbaar verdwenen.

Maar tot voorzitter Oscar Goemaere als laatste oudstrijder 14-18 uit het straatbeeld verdween, bleven “de strijders” een eeuw lang beladen met medailles samenkomen om hun strijd te herdenken. En daar hoorden steevast ook een flinke maaltijd en uitgebreid bezoek aan de herbergen bij.