Woorden en uitdrukkingen uit een paar interessante Knesselaarse collecties dialectwoorden in een vierde aflevering van “Hier spreekt men Knesseloars”.
De selectie van vandaag komt uit het tijdschrift Uilenspiegel, jaargang 1983 (US). Extra duiding hier en daar uit het Meetjeslands Dialectwoordenboek van Erik Wille e.a. (DW) of het Vlaams woordenboek (VW)
Tsjollen/tsolen: zich sukkelend verplaatsen (US) – ellendig ronddolen, doelloos rondlopen, sukkelen, ziekelijk zijn, hard labeur verrichten, de liefde proberen bedrijven nadat men zijn erectie verloren is. Met iemand tsjolen: iemand voor de aap houden, met iemand sollen (DW).
Zende: een pakje dat men aan geburen of kennissen geeft bij het slachten van een beest (US) – pakketje vlees dat onmiddellijk na de huisslacht van een varken als blijk van genegenheid of dank aangeboden wordt aan de pastoor, familie of vrienden (DW).
Achterweersterigge/achterwaarsterigge: “De vrouw die bij een bevalling ’t meest heft en ’t minst betaald wordt”: de vroedvrouw (US), de kraamverzorgster (DW).
Bendig: Altijd opgewekt en optimistisch (US) – ijverig, naarstig, zuinig, profijtig, levenslustig en knap (DW)
Defelen: morsen (“moosen, bronselen, kuigelen…), prutsen, onhandig klungelen (US) – knoeien, kliederen (DW)
Flokket: kurken stop van een fles (US) – klanknabootsing
Kerdeel: Landbouwwerktuig waarmee aal wordt vervoerd (kardeel?)
Zwijfelen: het evenwicht verliezen en net niet vallen (US)
Afnoezen: een hoek afsnijden: “van De Plaetse door Cella’s café naar De Veldstraat gaan” (US) – een kortere weg, een binnenweg nemen; afschuinen: “De leunij’ woas te langk, ‘k hè ze ’n beetje moedn afnoeizn” (DW)
Anneketiek: wormpje in appel of peer
’t Getrouwe Maldeghem, mei 1937. Een rondje sproeien was toen nog onverdacht…
Ne post pakken: “Ne gank goan” (US), bot vangen, als je plannetje niet gelukt is en je je snel uit de voeten maakt. Ook struikelen en lelijk vallen “Jan haperde met zijn fiets aan de muur en pakte daardoor nogal een post” (VW).
Weffels: rode plekken op de huid (US) – huidgezwel als gevolg van insectenbeet, een brandnetelprik of een allergie – “Zijne ru’ stond’ vul wèffels achter die’ beede” (DW)
Sefarke/safarke: limonade, vroeger een merknaam waarbij een marbel in de fles zat (US) – waarschijnlijk afgeleid van de familienaam Chaffart, de naam van een Gentse drankhandelaar. “In Knesselare zèè’, ze tee’n limonade een safarke” (DW)
Toemaatje: In Wachtebeke is de Safarkesmarkt nog altijd een folkloristisch gebeuren. Het woord ‘safar’ is in geen enkel woordenboek te vinden. Einde de jaren 1800 werd frisdrank/limonade gebotteld in kogelflesjes. Er waren heel wat limonadebrouwers, waaronder de Ledebergse familie Chaffart. Pieter Chaffart stopte met zijn bedrijf in 1903. Meer dan een eeuw later wordt de naam nog gebruikt. De flesjes hadden boven in de hals een mooie, lichtgroene knikker, die na het drinken aan de bovenrand van het flesje werd gedrukt door de koolstof in de limonade. Hierdoor was het flesje potdicht afgesloten, omgeven door een rubberen ringetje. De flesjes zijn niet meer te vinden, allicht omdat kinderen ze voor de knikker graag kapotmaakten.