Alleen Knesselare tegen “den elektriek”

Honderd jaar geleden vroeg de provincie aan alle gemeente “of ze van dien elektrieken stroom begeert of niet”. Het gemeentebestuur van Knesselare ging in het verzet. Elektriciteit? Niet nodig. Het ging er hier soms merkwaardig aan toe.

Elektriciteit in de Veldstraat. Het duurde tot de jaren 1950 vooraleer de verste uithoeken van de gemeente waren aangesloten op het elektriciteitsnet

Voor wie ook al eens graag achterom kijkt, zijn er soms van die lichtgevende momenten. Vondsten van interessante dingen uit het verleden, voorwerpen of teksten bij voorbeeld. Van onze Aalterse collega-historicus Peter Laroy (zie ook zijn interessante blog Geschiedenis van Aalter kregen we zo’n “wijs” document doorgestuurd. Een gedigitaliseerd krantenartikel uit De Gentenaar van bijna honderd jaar geleden.

Waarover ging het? Over de elektriciteit die men in Knesselare in 1923 “niet nodig” dacht te hebben. En over de belastingen die voor de aanleg van de nutsvoorzieningen moesten meebetaald worden. De discussie liep hoog op toen er moest worden bepaald of de kabel er zou moeten komen via Aalterbrug (drie km) of van Ursel (vijf km), of “eene uitgaaf van 50 duizend franks meer”.

Voor het Knesselaars bestuur van toen hoefde geen van beide. Tot ergernis van velen. Onder meer van A.V.O. in De Gentenaar. Even tussendoor: die A.V.O. staat voor Alfons Van Overbeke, getrouwd met Virgina Gyselbrecht van Knesselare. Hij werd hoofdredacteur van de krant Het Fondsenblad (als opvolger van de Knesselarenaar August Victor Bultynck). Hij was hier een tijd lang onderwijzer, ging later in Gent wonen, werd in 1886 uitgever-beheerder van het Werk der Vlaamsche Katholieke Drukpers (Hugo Tomme. “De historiek van De Gentenaar en De Landwacht, 1955). Hij bleef redacteur van Het Fonsenblad tot 1914 en van De Gentenaar tot 1929.

Van Overbeke kreeg in De Gentenaar veel plaats om zijn verontwaardiging te ventileren: “Als nu Knesselaere de elektriciteit niet begeert, moet men er geene drie kilometers kabel naar toe leggen; het is 75 duizend franks gespaard voor de Provincie. Men moet te Knesselaere niet denken dat men hen zal schoon gaan spreken om de elektriciteit toch te nemen. Men zal betreuren dat iemand zoo kleingeestig en onvooruitziende kan zijn, maar onder geldelijk opzicht zal men op zijn vingers knippen!”

Oorzaak van die weerstand? “De gemeenten welke de elektriciteit nemen, moeten de kosten der laagspanning dragen, het is te zeggen de verdeeling van den elektrieken stroom onder de abonnenten”. En dat was blijkbaar een beetje teveel voor de Knesselaarse bestuurders van toen.

De doofpotten

Van Overbeke wou Knesselare bij de moderniteit houden

De gemeenteraad van Knesselare, 6 stemmen tegen 5, verwierp de aansluiting der gemeente bij de “elektriciteit der Provincie”. “Velen stellen zich de vraag: wat zal daar nu van komen? Er zal daar niets van komen, tenzij dat de gemeente Knesselare de elektriciteit niet zal hebben”, spotte Van Overbeke. En de auteur had natuurlijk goede argumenten: “Veronderstel dat de elektriciteit aan de gemeente nog iets zou kosten; het is een dienst van algemeen nut. Als de gemeente een steenweg legt, wat brengt die op? In geld natuurlijk niets, want hij kost van onderhoud; maar hij brengt op in ‘gemak’ voor iedereen, en niemand is er tegen, of zou de steenwegen willen uitbreken. Wat brengen de scholen op? In geld natuurlijk niets; ze kosten schrikkelijk veel; maar ze zijn eene maatschappelijke noodzakelijkheid, en het zijn maar de doofpotten die er tegen zijn. Beste menschen, ge redeneert geheel verkeerd. Wie zou 50 jaren geleden geloofd hebben dat de menschen uren verre door eenen draad met elkander zouden kunnen klappen? En toch is het nu zoo.”

Boeiende ode aan den elektriek

Aangezien hier vooral spraak is van Knesselare, “laat ons de gemeente nader beschouwen”, schreef Van Overbeke die de gemeente duidelijk goed kende… Boeiend. Een “ode aan den elektriek”.

Gelijk overal zijn er allerlei ambachten: mulders, bakkers, smeden, timmermans, lattenklievers, melkerijen, eene drukkerij, eene belangrijke sigarenfabriek, schoenmakers, slachters, brouwers, likoristen, enz.

De landbouwmachienen komen langsom meer in gebruik; weldra zal een nieuwe ploeg zijn intrede doen, en de smeden zullen langsom meer werk krijgen met het herstellen van landbouwmekanieken.

Wat zullen zij doen zonder elektriciteit? De mulders hebben bij hunnen molen meestal eene stoommachien, maar hoeveel gemakkelijker en beterkoop zouden ze niet werken met eenen elektrieken motor?

Er zijn nog al vele bakkers te Knesselare, die nog kneden met de hand terwijl kneden met een machien, bewogen door elektriciteit, veel lastigen arbeid spaart, veel properder, gezonder en goedkooper werkt. En het komt erop aan zoo goedkoop mogelijk te werken, want aan broodbakken is in den huidigen tijd niet veel verdiend. Indien uw bakker niet goedkoop kan werken, dan moet hij zijn brood duurder verkoopen moet gij meer betalen.

De smeden van Knesselare zijn werkers en kennen hun ambacht; ze zijn bekend voor het maken van ‘molenroeden’. Als ze kunnen hun vuur blazen, boren draaien met de hulp van elektrieke motors, zullen ze meer geld kunnen verdienen en er ook meer verteren, ten bate der neringdieners.

Er zijn ook veel timmermans. Een twintigtal jaar geleden hadden ze gebrek aan werk. Er werd hun werk aan de hand gedaan door een ondernemer uit Gent. Ze werkten echter traag en verdienden weinig, bij gebrek aan voldoende mekanieken. Vijftig jaar geleden begreep de timmermansbaas Bernardus Hooft de noodzakelijkheid aan mekanieke hulp en hij maakte voor zichzelf een windmolen om zijn hout te zagen. Ware de eerzame man en fijnen werker er nog wat zou hij de elektriciteit met vreugde begroeten.

Met de hulp van elektriciteit en gezien het gemakkelijk auto-vervoer, zouden de timmermans van Knesselaere evengoed kunnen werken voor ondernemers van Gent, Brussel of elders, als voor kalanten uit hunnen omtrek. De vensterramen die ze daar gemaakt hebben staan nu in het krankzinnigengesticht van Dave bij Namen.

Van links naar rechts: Emiel Buyse, Octaaf Buyse (een zeer kundige letterzetter, hier tekst aan het schilderen op de kastdeuren die nu in de sacristie van onze kerk staan), Bernard Hooft (overgrootvader van Fons Hooft jr.), Maurits Hooft (kopje achteraan, vader van Fons Hooft), en Emiel Speeckaert, grootvader van Frans, woonde waar nu bakkerij Van Hecke is). De foto werd genomen in de ‘temmerwinkel’ achteraan het huis Buyse en huis Speeckaert. Dat liep daar toen nog allemaal door elkaar. De familie Hooft woonde in het huis dat (nu nog altijd) naast het WIK-lokaal staat. De ‘temmerwinkel’ staat er trouwens ook nog altijd, al zal dat niet lang meer zijn.
De families Buyse, Hooft, Speeckaert huurden allen aan de familie Rodts, die woonde waar nu Ronny en Jona café houden; vroeger ook het postkantoor). Info: Paul V.

De meeste landbouwers leveren hunne melk aan eene melkerij. Indien de melkerijen goedkooper kunnen werken, kunnen zij aan hunne kalanten-landbouwers een hoogeren prijs geven voor hunne boter.

Knesselare telt vele lattenklievers waarvan het getal zeer toegenomen is na den oorlog. De lattenklievers werken meestal allen voor hun eigen en enkel met hunne kinderen; ze zijn dus niet gebonden aan den 8-urenwet. Maar ’s avonds beschikken ze maar over gebrekkig licht. Hadden ze elektriek licht, ze zouden ’s avonds evengoed kunnen werken als in den dag; ze zouden meer en beter werk kunnen voortbrengen en dus beter de konkurrencie kunnen volhouden.

Wat de landbouwers betreft, we kennen er die met behulp van eenen elektrieken motor; dorschen, ‘wannen’, rapen, beeten, wortelen, strooi snijden, hun eigen graan maken, beerpompen, wasschen, kortom alles doen, en alzoo de helft aan daguurmenschen besparen, die nu zoo moeilijk om krijgen zijn.

Brouwers en likoristen kunnen met behulp van eenen elektrieken motor tonnen en vaten kuischen en flesschen spoelen.

Besluit van de auteur

Sylvère Achiel Rodts, burgemeester in Knesselare (1921-1926), en zijn collega’s verzetten zich (even) tegen de komst van de elektriciteit in Knesselare

“Er is geen ambacht dat zich de elektrieke kracht niet kan toepassen. Wat waar is voor Knesselare is ook waar voor alle gemeenten, kleine zoowel als groote. Men ziet het, zich aansluiten bij de elektriciteit is voor niemand nadeelig, maar voor iedereen in het algemeen en in het bijzonder voordeelig.

De gelegenheid welke de Provincie aanbiedt niet waarnemen is zijne gemeente berooven van een middel van vooruitgang, ontwikkeling en welstand, dat niemand kan missen, op straf van door de naburen, die het middel, de elektriciteit bezitten achteruit gedrongen te worden. Het is gelijk met de ijzerenwegen (spoor – red.). Veronderstel eens dat wij na den oorlog onze ijzerenwegen niet hersteld hadden. België zou eene woestijn geworden zijn, waar wij allen van armoede hadden moeten wegloopen.

Zoo is het met de elektriciteit; de gemeenten die ze weigeren zullen niet alleen achteruitstaan onder oogpunt van stoffelijk licht maar ook achteruit deinzen onder gebied van nijverheids- en handelsvoorspoed.” (A.V.O.)

We laten het slotwoord aan Peter Laroy: “De soep werd ook nu niet zo heet gegeten als ze werd opgediend. De regio Aalter kreeg in het voorjaar van 1924 de voorziene aansluiting. De twijfelaars volgden, ze konden niet anders: vooruitgang viel niet te stoppen”. 

Bronnen: De Gentenaar 23 en 24 oktober 1923 (met dank aan Peter Laroy voor de bronnentip)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s