Van Knesselare naar de Franse kookpotten

 

Luc was naar eigen zeggen de vorige 65 jaar vooral “wereldburger en vrijbuiter”. Hij vertrok hier om kok te worden in Zomergem en vanaf 1982 in Frankrijk. Later werd hij conciërge in Toulouse. Hou zou ’t met Luc Van Yper zijn?

“Ik ben nog altijd zot van koken, en vooral van de traditionele alledaagse keuken. Hutsepot, potjesvlees, stoverij, bakken en smeren met reuzel, varkenspoten en oren, een stuksken uit d’hespe met erreweetjes, boerenhespe van ’t zwijn, en – toen het nog kon – spreeuwkes met bosbessen die we in ’t zwart gingen halen in ’t café van Vilderkes aan de Poezenhoek”.

Luc was in Knesselare geen onbekende. Hij hielp zijn pa, veldwachter Hilaire, en fietste voor hem bijna dagelijks door Knesselare met papiertjes van de hondentelling, van de commodo en incommmodo, met de “plakken van de vélo’s”, enzomeer. Hij werkte ook in dancing Den Hoorn bij Mariette en Robert Scheyving, toen “een van de bekendste dancings van uren in de ronde, waar ook veel vedetten kwamen. Van Will Tura tot de Heikrekels en Earth, wind and fire”

Als kind droomde hij ervan toneelacteur te worden.

Luc bovenaan de KSA-groep in Oostenrijk. Met Eddy Saey, Dirk De Jaegher, Rik Gussé, Hugo Verniest, Jan Magerman, Geert Van Ryckeghem, Johan Gussé en Daniël Despae. Vooraan: Jan VdC, Theo De Vlieger, en

Jong getrouwd, verhuisde hij eerst naar Zomergem, later naar Frankrijk. “We verhuisden 21 keer in 37 jaar, van noord naar zuid en van oost naar west. Tot wanhoop van mijn ouders die telkens opnieuw de weg moesten zoeken op hun jaarlijkse bezoekjes”.

Koken voor Chirac

Luc werkte als kok op verschillende plaatsen. Zo was hij vier jaar chef kok op het Château du Fossat in de Lot. Het was eigendom van de familie Bonas, een van de rijkste families uit Groot-Brittannië.

“De dochter van Bonas had gedurende enkele jaren een verhouding met Prins Harry. De koning en de koningin van Denemarken kwamen regelmatig in het kasteel. Ik had de eer hen te laten genieten van mijn schotels”, aldus Luc.

Hij was ook een tijdje chef in het Chateau de Val in Lanobre (Auvergne), aan de Dordogne. Dé topper voor wie hij mocht koken was Jacques Chirac, president van Frankrijk, die als  eerste minister bij Luc te gast was in zijn restaurant La Maiade in het piepkleine dorpje ‘Chirac Bellevue’ in de Corrèze.

Mijn hele leven was nogal theatraal”, geeft hij mee. Hij is ook niet te beroerd om toe te geven dat hij hier in zijn jonge jaren genoot van het uitgaansleven: “Het was een deel van mijn persoonlijkheid. Ik ben niet altijd fier op wat ik toen allemaal uitspookte, maar heb toch nergens grote spijt van. De dingen zijn wat ze zijn”…

 

 

 

Waar denk je spontaan aan als je ‘Knesselare’ hoort?

In eerste instantie toch aan mijn pa, “de champetter”, en aan alles wat daarmee te maken had. Die revolver die daar in huis aanwezig was… Als jonge, kleine rebellen keken we daar toch wat naar op. En we luisterden gepassioneerd naar zijn krachtige verhalen. Ik ruik ook nog de groenten in zijn “lochting”, ik zie nog de spreeuwen die we vingen, ook al was dat door de champetter verboden…

En voorts aan alles waar iedereen op wat oudere leeftijd aan denkt zeker? De zorgeloze kinderjaren, het “schenterventen”, onze misdienaarstijd in kerk en klooster, en de mysteries daarrond, de kameraadschap, de jaren bij de KSA en bij trommelaars en ’t muziek.

Ik denk ook meteen aan al die Knesselaarse “koppen” die ik nooit zal vergeten. Die van de meesters van de jongensschool, van Theofiel, de knecht van ’t klooster, van de gebroeders Gerard en Willy De Baets (toen nog een boerderij in de Kloosterstraat), aan indrukwekkende figuren als Den Tarzan en De Koreaan uit de Béthune, aan de wat angstaanjagende zwerver Kwawal uit de Lijsterhoek, aan “den Bethuneslag”. (Dat treffen werd ook wel “den Bietenslag” genoemd, omdat kinderen van het dorpscentrum, de “Plaatsenaars” het er aan de stok kregen met de kinderen van de nieuwe Bethunewijk, en mekaar met bieten bekogelden. Lucs pa moest toen op ronde om de verbaasde ouders de schade te laten betalen – red.).

Welke figuur/ figuren in het Knesselaars onderwijs heeft/hebben voor u iets betekend?

Eerlijk gezegd, ik had het meeste respect voor meester Gerard  en meester Casneuf. Van meester Arnaut waren we nogal bang. Een paar andere lesgevers vond ik slappe venten.

Wat is uw leukste herinnering aan Knesselare?

Luc (links) bij de studentenclub Moeder Flabbaert, hier naast Daniël De Spae, Luc Lambrecht, Johan Gussé, Clement Devreese en (zittend) Karel Van Poucke

De inwijding en inhuldiging van pastoor Bruwiere in 1960, meen ik! Of neen, pardon, dit is maar een lachertje…  Wat we meemaakten bij de KSA en de  studentenclub Flabbaert, dat waren toch wel momenten waar ik nog graag aan terugdenk. Ook aan sommige sterke anekdotes, die niet voor publicatie geschikt zijn.

Zou er iets zijn waarvoor je ooit terug in Knesselare komt wonen?

Als het klimaat plots zou omslaan misschien? Ik woon nu al 36 jaar in het zuiden van Frankrijk. Ik zou het niet meer zien zitten hoor, die kilte en koude in Knesselare en dat jachtig leven. Misschien wel die mooie meiskes van toen, maar als ik met niet vergis, zijn die nu ook allemaal een beetje ouder hé?

Is er een Knesselarenaar die eeuwige roem verdient?

Knesselaarse helden? Die zie ik niet meteen. Velen hebben inspanningen gedaan om de kar van de cultuur en van het verenigingsleven in de gemeente zowel  een flinke duw te geven.  Als er zijn die eer en roem verdienen zijn het de vele mensen die in de jaren 1950 en 1960 nog moesten knokken om het einde van de maand te halen. Veel kleine boerkes en werkmensen konden moeilijk “rondkomen” voor hun grote gezinnen. Daar zag ik op mijn ronde met veel armoe. Dus: zet maar ergens een standbeeld voor de “kroostrijke gezinnen” van toen, vaders, moeders en al hun bleiters…

Indien je ooit heimwee had naar Knesselare, waarnaar was dat dan?

De snoepwinkel van Cesarine was een contactpunt voor de Knesselaarse jeugd. De ijsjes die ze er verkocht of waarmee ze haar ronde deed vielen bij velen in de smaak

Naar Cezarine en haar krijmkerre.

Heeft je huidige woonplaats iets dat Knesselare helemaal niet te bieden heeft?

De zon, de lange warme avonden op ons terras met onze maten, die duren tot we plots zien dat het 3 uur in de ochtend is. “Godverdomme jongens, es ’t al zo loate”… Wij leven toch tien maanden buiten. Dat wil ik nooit meer missen.

Wat doe je in je vrije tijd?

Ik houd van de natuur, van de dieren. Ik lees ook graag, met voorop mijn lievelingsauteurs Patrick Süskind (Duits auteur en scenarioschrijver, onder meer van het verfilmde boek Het Parfum) en Tahar Ben Jelloun (Frans-Marokkaanse schrijver). Af en toe herlees ik ook wel eens een Vlaamse klassieker. Voorts schilder ik wel een beetje, meestal met een of ander thema waar geen mens iets van snapt. Dat amuseert mij… En natuurlijk vooral samenzijn met vrouw en vrienden om duizend keer de wereld te veranderen.

Wat vind je mooi aan Knesselare?

Mooi vind ik mijn herinneringen aan de tijd dat ik er leefde en de zeldzame ontmoetingen met oude kennissen.  De kerk is en blijft er mooi. En de appartementsgebouwen zijn er vreselijk lelijk.

Heb je nog iets met je Knesselaars dialect?

Natuurlijk.  Dat zal ik niet rap vergeten. Ik spreek het ook altijd met familie en met de mensen die ik er terugzie als ik op bezoek ben bij mijn ma (Cecile De Bruyne, woont op De Plaats).

Zijn er gelegenheden/gebeurtenissen in Knesselare die je niet wilt missen?

Niet speciaal. De contacten met de kennissen van vroeger zijn schaars. En om eerlijk te zijn, dat ligt ook aan mij. Iedereen is met “het zijne” bezig, zeker? Te veel misschien, maar wat doe je eraan? En eens je een eind weg bent – in tijd en in afstand – zijt ge rap vergeten.

Is er nog een Knesselaarse “rotte” die je hebt onthouden?

“K’goa ui n’en keer mee ui poebe pak’n!”

Knesselare fuseert nu met Aalter. Wat denk je?

Niet veel eigenlijk. Dat kan me weinig schelen. Het wordt bij jullie een beetje zoals bij ons in Frankrijk. Kleinschaligheid kan of mag blijkbaar niet meer. Scholen gaan dicht, kleine winkels verdwijnen, dienstverlening in de buurt houden lukt niet meer. … Ouderen, gehandicapten komen vaak tekort, kleine dorpen raken ook qua openbaar vervoer afgesloten van de wereld. Vaak beloven de politici dat groter beter wordt, maar meestal valt daar weinig van te merken.

Je bent nu 65. Ben je ergens bang voor?

Zoals iedereen wellicht: voor het ouder worden misschien, voor eenzaamheid, voor pijn, voor het verlaten worden, voor ongeluk dat uw naasten overkomt, voor fake news… Maar ik maak mij daar nu ook weer niet zo druk over. De meeste angsten zijn irreëel. En totale controle is een illusie.

Is er iets waar je spijt van hebt?

Dat mijn broer Paul ons veel te vroeg ontnomen werd. Hij was amper 47 jaar oud. Die mis ik. En voor de rest?… Had ik maar meer contact gehouden met vrienden en meer tijd met ze doorgebracht. Ik bleef niet altijd trouw aan mezelf, dit voel ik wel aan met een tikkeltje spijt. Maar ook die spijt is relatief. Dat is misschien de paradox van mijn persoonlijkheid en mijn leven.

Een slotwoord voor Knesselaars Nieuws?

Met zekerheid: Knesselare heeft nog altijd een bijzonder plekske in mijn hart. Aan de ene kant spijtig dat ik er nu al zo’n 46 jaren weg ben van vroegere kameraden, oprecht. Maar met heimwee schieten we niet op. Je kunt er helaas weinig concreets mee opbouwen. Mensen gaan, herinneringen blijven, “ainsi va la vie”… Le seul bonheur qu’on a vient du bonheur qu’on donne. Je vous embrasse toutes en tous affectueusement.