Het caféleven in Knesselare (intro)

Eindelijk een beetje goed nieuws voor de horeca, deze week. We starten vandaag met een nieuwe reeks met een terugblik op het drukke Knesselaarse kroegenleven. We konden daarvoor beroep doen op de medewerking van Arseen Busschaert en Johan Gussé, twee verzamelaars van informatie over herbergen in onze gemeente. Zij hebben het vooral over het caféleven na de Tweede Wereldoorlog. Als opwarmer proberen we hieronder een korte schets te geven van wat voorafging.

Herberg begin 18de eeuw, vrolijke boeren bij een dansfeest (navolger David Teniers)

Jaren 1600

Het oudste overzicht van de Knesselaarse uitspanningen vonden we in een artikel van Willy Stevens over de inval van Franse troepen van Lodewijk XIV in onze contreien. Herbergiers en brouwers kregen bijzondere belastingen opgelegd. “Hierna volgen de herbergiers en brouwers van ons dorp: Frans Wille, waard in de vier Aymyns kinderen (de Vier Heymanskinderen) aan De Plaats (op de hoek van de wegen naar Sint-Joris en naar Brugge), Joos Rutsaert, waard aan De Plaats, Vincent Millecam, waard aan De Plaats, Pieter Kerckaert, brouwer, Jacob Schouteet, waard geweest in Lettenburgh, Jan François, waard geweest te Houcke, Jan Versluys, waard in De Puyraeper, Jan de Valcke, brouwer, Guilliam van Blijenberghe, waard aan de Leie (kanaal) en Jan Mayens, waard te Houcke.(bron: Troepenlogementen te Knesselare, 1668-1671, Land Van de Woestijne, 1992)

Jaren 1700

Een iets jongere bron is een vermelding van de Knesselaarse uitspanningen door Ronny Debbaut in zijn artikel ‘Herbergen in de kasselrij Oudburg ten noorden van de Brugse vaart anno 1719: de herbergen van Joos Vergult; Jacobus Eirschap; Guillaume Steijaert; Cornelis Bossu en Frans De Beir en de “brandewijnkotten” van Adriaen De Bruijne; Jacobus Verschure; Frans Pieters.

Brandewijnhuizen verkochten sterke drank, vaak van mindere kwaliteit, werkten soms illegaal, en werden vooral bezocht door minder begoede mensen. Interessant over het caféleven van toen zijn de licentiaatsverhandeling van Peter Vanhee (UGent, 2007) en de licentiaatsverhandeling van Elwin Hofman (2017)

Zo’n zestig jaar later, in 1779, wou keizerin Maria Theresia via een vorstelijke ordonnantie een duidelijker beeld krijgen van het aantal drankhuizen in het graafschap Vlaanderen. Ieder dorp moest lijsten opmaken van ‘alle de herbergen, aubergien ende brandewijnhuizen’, met ‘uytdrukking der naemen van de herbergiers, van de uythangberders… ende ’t sedert wanneer dezelve zijn geërigeert (gebouwd) geweest’. Een en ander kaderde in een reeks maatregelen om het alcoholisme te bestrijden. In de winter (oktober tot maart) moeten de herbergen om 20 uur sluiten, in de zomer (april tot september) één uur later. De koster moest iedere avond de avondklok luiden, het sein om de herbergen te ontruimen. Die namen vinden we terug in een artikel van tachtig jaar later.

Jaren 1800: 12 staminees

In hun boek “Geschiedenis van Knesselare” noteerden Frans De Potter en Jan Broeckaert (1868-1870) twaalf namen voor 1779. De lijst vermeldt drie herbergen op De Plaats: De Zwaan, De vier Heymanskinderen (op de hoek van Kloosterstraat en Hellestraat, gesloopt omstreeks 1925), en de Sint-Hubertus (de huidige Litanie, opgericht in 1755). Voorts de Oude Grande Mere aan de vaart, een gelijknamige Grande Mere aan de overkant en Den Aert van het Brandhout (een aart is een opslagplaats). In de Hoekestraat, aan het kruispunt met de Langedonkstraat lag De Houckestraete. Voorts zijn er nog De Fransche Schilt (Pietendries), De Puyrapere (Westvoorde, Aardenburgse Heerweg), De Lockewee (Langedonk) en De Prince Cardinael, ‘het wethuis van de Graaflijkheid binnen Knesselare’ (waar?), de De Gouden Leeuw (ook Hoekestraat)

Jaren 1940: 53 cafés…

In het gemeentearchief van Knesselare werd een lijst bewaard van cafés in 1941. Vanaf hier begint onze reeks, met een overzicht van om en bij de vijftig cafés en herbergnamen. We doen dat alfabetisch. Tekst en illustraties komen van Johan Gussé, Arseen Busschaert en Knesselaars Nieuws.

Even buiten het dorp was het aantal officiële cafés relatief beperkt. Een overzicht:

  • één café in de Aalterweg, in Buntelare, in de Dries, in de Kapelle en in de Nieuwstraat.
  • twee cafés waren er in Eentveld en in Overleie
  • drie in de Hellestraat
  • vijf in de Kloosterstraat
  • zes cafés langs de lange Maldegemweg en langs de Urselweg
  • zeven in de Kerkstraat
  • acht in de Veldstraat
  • en negen in de Hoekestraat.

Jaren 1980: Toen waren ze nog met 18

Als het blad Uilenspiegel ca. dertig jaar later (jaren 1980) op kroegentocht gaat, vinden ze nog 18 etablissementen.

Jaren 2000: een duik onder de 10

Enkele jaren later telt men er in een speciale editie van het parochieblad nog tien. Vandaag zijn het er (als we goed tellen) nog acht.

Wordt vervolgd

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s