Vanaf 10 mei is het menens met de Duitse aanval op ons land. De eerste Knesselaarse soldaten sneuvelen. Een paar weken later sterven hier ook de eerste burgers.
Op 10 mei wordt ook Knesselare al gebombardeerd, terwijl een massa Franse soldaten nog door het dorp richting Gent en Zeeland opmarcheert. Alsof zij nog iets zouden forceren. “Rond de middag kreeg Knesselare reeds het bezoek van Duitsche vliegeniers en werden het huis van dokter Kluyskens en aanpalende woningen erg beschadigd, maar het ergste moest nog komen”, schreef de pastoor in zijn liber memorialis.
Op die dag vallen er nog geen gewonden. Maar verhalen van vooral Waalse vluchtelingen, velen uit Jumelle, doen de schrik toenemen. Kelders worden versterkt. Eindeloze colonnes vluchtelingen trekken door Knesselare, beladen met rugzakken en dekens, pakjes eetwaren soms zelfs met gasmaskers.
Op 12 mei om 12.50 uur komt een telegram aan van auditeur-generaal Luysterbergh voor dorpsveldwachter Richard Van Ryckeghem, met de melding dat Duitse parachutisten reclamepanelen als doelstelling hebben. Achter de borden van Chicorei Pacha zouden richtlijnen voor de Duitsers te vinden zijn. Het onderzoek gebeurde, maar zonder resultaat.
Op woensdag 15 mei wordt aan de poort van het gemeentehuis een ophefmakend bericht aangeplakt: alle jonge mannen (16-35 jaar) moeten zich aanmelden om als “werfreserve” met de fiets te vertrekken in de richting van Ieper of Roeselare en vervolgens van Frankrijk, waar ze een legeropleiding zouden krijgen.
Op 16 mei om 7 uur ’s ochtends vertrekken honderden Knesselaarse “weerbare mannen”, inschuivend tussen groepen en colonnes vluchtelingen uit andere gemeenten. Op De Plaats wenen vrouwen en kinderen. Men rijdt in groepen van ca. vijftig, in veel gevallen aangevoerd door een onderwijzer, in de richting van Sint-Joris. Iedere groepsleider krijgt van het gemeentebestuur duizend frank om het hoogstnodige te kopen. Tegen de avond zitten ze in de Westhoek. De meesten dolen door het zuiden van West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk.
Ook Gerard Van de Casteele vertrekt hier op 16 mei. In zijn groep onder meer Alfons Mestdagh, Jozef Van Poucke, Gerard Devreese, Albert Wille, Hilaire Sonnaert, Maurits Raes, Omer Stock en zijn broer Edgard. De groep fietst naar Oeren waar wordt geslapen op een zolder van een boerderij. Op 18 mei spreken ze in Alveringem met Cyriel Verschaeve, kapelaan. Ze zingen er het lof in de kerk.
Op 17 mei al bezetten de Duitsers Brussel, waarna ze optrokken richting kust. Maar in Frankrijk ging de Duitse tang nog sneller dicht (zie kaartje)
Op zondag 19 steekt deze groep weerbare mannen de grens over. Al snel zien ze het Engels leger achteruittrekken, naar Duinkerke. Op maandag 20 mei zitten ze pal onder Duits geschut. De dag erna worden ze zelf beschoten. “De kogels floten rond en boven ons. We lieten onze fietsen vallen, doken in de gracht.” Zodra het stil wordt probeert de groep nu via binnenwegen verder te rijden. De verwarring is compleet. Ze zien er de eerste Duitse soldaten, maar die laten de burgers met rust. Duinkerke was hun doel. Omer en Paul Stock bakken onderweg een paar keer brood zonder gist. Zo hebben ze toch nog iets te eten.
Incident
Plots is er een incident. De Duitsers menen dat er vanuit de burgergroepen is geschoten en pakken de Knesselaarse jongemannen op. Meegenomen naar een grote hoeve, moeten ze er kijken naar de doden tegen de muur en in een schuur. “De Duitsers namen ons mee tot Cambrai, staken ons later op de trein richting Charleville, dan naar Trier, en daar op een geblindeerde trein, richting onbekend. Op 7 juni, uitgemergeld van de honger, worden we uitgezet. Geen idee waar we zitten. Blijkt “Krems” te zijn. In Oostenrijk, en “Stalag 17B” in Gneizendorf. Daar wacht “het kamp”. Pas half augustus laten de Duitsers de Knesselaarse groep vrij.
Alfons Ryserhove noteerde ook zijn verhaal: “Ik zelf was nog niet vertrokken, want mijn vader zei: “Jongen, je moet niet te haastig zijn. Ik heb al drie zonen aan het front en ik zou mijn laatste niet graag verliezen…” Maar op maandag 20 mei vertrekt Alfons Ryserhove uiteindelijk ook. “Mijn moeder gaf mij een kruisje en vijfduizend frank. Mijn vader schreide. Een meisje stond ons uit te wuiven. Zij zou later mijn vrouw worden. Samen met mij vertrokken nog André Scheyving, Odiel De Spiegelaere, Remi Neirynck, Raymond Strobbe, Robert Verkimpe en nog een twintig anderen… naar de Franse grens.” Daar vernemen ook die Knesselaarse “weerbare mannen” dat de Duitsers de zee hadden bereikt en Vlaanderen was ingesloten. Ryserhove geraakte ’s nachts nog terug in Knesselare.” Na een korte nacht keerde hij op 21 mei al meteen terug naar zijn gezellen in Alveringem en diezelfde dag stonden ze terug in Knesselare. Veel Knesselaarse jongeren geraken thuis.
Diezelfde dag sneuvelt de eerste Knesselaarse soldaat, Gerard De Spiegelaere in Frévent in Frankrijk, op de weg naar Amiens.
Aan de andere kant van het front proberen de Belgische soldaten nog om de Duitse opmars te stuiten. Aan de ‘Schipdonkse vaart’ en in de velden daarrond wordt nog verbeten gevochten. Hilaire De Neve is een van de Knesselaarse soldaten die er verschrikkelijke momenten meemaken. “Negen soldaten uit mijn compagnie werden gedood. Bij elke beschieting kropen we ineen van de angst. Waar het kon verborgen onder het stro, doen de meesten niet meer dan lezen (bidden), vloeken en wenen”…
Het dorp
Ondertussen werd het ook in Knesselare menens.
Op 25 mei beschiet zware Duitse artillerie het dorp. Om halfelf ’s avonds slaan drie zware obussen in op de kerk. Telefoondraden zijn afgerukt. Telefoonverkeer valt stil. De streek van Knesselare wemelt nu van Belgische militairen. Batterijen zwaar geschut worden opgesteld in Langedonk en in de Hellestraat. Ook de Belgische artillerie opent vanuit Knesselare het vuur. De aarde dreunt de halve nacht.
Op zondag 26 mei cirkelen Duitse vliegtuigen boven het dorp, om de Belgische kanonnen en artilleriestellingen aan te vallen. Die waren moeilijk te treffen, want stonden opgesteld in schuren (De Muynck, Langedonk – planterij De Coster, Nieuwstraat). Intussen proberen de Duitsers, die nu ook al Ronsele en Oostwinkel hebben veroverd, de toegang tot de bossen van Ursel en Kleit af te dwingen. Dat ging niet zonder grote verliezen, maar nog op 26 mei wordt Ursel ingenomen. Nieuw aanvalsdoel: Knesselare!
Soldaat Albert De Corte uit Westvoorde (links op de foto), 22 jaar jong, wordt zwaargewond in Ursel en sterft dezelfde dag in Beernem. Ook diezelfde dag nog wordt soldaat Raymond Van Hulle (20 jaar) gedood in Geluwe.
Er vallen bommen op het Drieselken (woning gebroeders De Grijze), op de woning van Emiel De Loof in de Hellestraat, op de woning van Maurits De Brauwer in de Kerkstraat. Die brandt volledig uit. Er liggen dode paarden in de straat.
De dood was nu ook voor de burgers heel dichtbij (wordt vervolgd). Lees binnenkort ‘De zwartste dag van mei’)

De twee uitgebrande woonhuizen van Camiel Vanthuyne in de Urselseweg, net voorbij de Tramstatie. Voor en na de beschieting. Begin juni 1940
;