Hoe zou ’t nog zijn met Dominique? Nog een artikel in de reeks over dorpsgenoten die actief waren in Knesselare, maar hier uiteindelijk zijn vertrokken. In zijn geval voor een carrière in de wereld van markt- en opinie-onderzoek.
Dominique Vercraeye werd geboren in 1962 in Waregem. Hij is de zoon van Gaston Vercraeye en Monique Mestdagh. Het gezin woonde hier in de Veldstraat. Vader Gaston was leraar en overleed op vrij jonge leeftijd, moeder verhuisde onlangs naar Aalter.
Dominique zelf verhuisde in 1987, eerst voor een jaartje naar Gent, vanaf 1988 naar Meise en in 1996 naar Wolvertem. Sinds 1996 woont hij in Steenhuffel, deelgemeente van Londerzeel. Zijn broers bleven in Knesselare-Aalter hangen.
Dominique is socioloog, was onderzoeker aan Universiteit Antwerpen (UFSIA – Centrum voor Sociaal Beleid => nu Kenniscentrum Herman Deleeck) en stapte kort daarna over naar de wereld van het markt- en opinie-onderzoek (Dimarso, TNS,…)
Waar denk je spontaan aan als je ‘Knesselare’ hoort?

Dominique (links) samen met Kay (rechts), afscheid nemend van een Knesselaarse soldaat-milicien die het vaderland gaat dienen (1978)
Het dorp waar ik ben opgegroeid (Veldstraat) tot een zelfbewuste, kritische burger. Het dorp dat me heel wat kansen heeft geboden via de school, de talrijke sociale, culturele en sportieve verenigingen waarin heel wat mensen zich vrijwillig en belangeloos inzetten.
Ik denk hierbij aan de muziekvereniging Willen is kunnen, aan de trommellessen, de diverse uitstappen met de majoretten naar Roubaix, Cambrai, de match Anderlecht-Club Brugge en andere voetbalwedstrijden, de rondgang naar de diverse cafés op 11 november.
Ik denk hierbij aan het VP met de reizen naar Mongimont, het samenzijn in het jeugdhuis, de Vliebedde en de ophaling van het vuil dat sluikstorters her end er hadden achtergelaten in de Gemeente…
Ik denk daarbij aan de misdienaarstijd, met de kerstfeestjes voor de misdienaars met zang en toneel.
Ik denk daarbij aan mijn voetbaljaren bij VV Harop: van de miniemen tot reserven
Ik denk aan mijn eerste toneelrol in het stuk Flabbaert, aan de redactievergaderingen voor het Knesselaars tijdschrift Uilenspiegel en in de marge daarvan aan de ‘bolling’-avonden op dinsdag achter café Gemeentehuis
Het dorp waar iedereen iedereen kende
Aan welke figuren in je Knesselaarse schooltijd heb je de beste herinneringen?
In de eerste plaats aan André Ornelis, mijn “meester” in het eerste leerjaar. Competitie was toen geen vies woord. Een piste met rennertjes in de klas gaf voortdurende de rangschikking aan tussen de leerlingen. Ook aan Luc De Muynck, die ons het belang van ‘sport’ bijbracht. En aan Gerard Van De Casteele, die onze aandacht voor muziek, geschiedenis en cultuur aanscherpte.
Wat is uw leukste herinnering aan Knesselare?
Ik ga voor die gemeenteraad waar wij met jongeren aanwezig waren en probeerden om maatregelen af te dwingen voor het behoud van knotwilgen en waarbij Karel Arnaut toevallig wat trekbommetjes liet ontploffen… Dat is vast een van de meest hilarische herinneringen.
Zou iets er u kunnen toe aanzetten om ooit opnieuw in Knesselare te komen wonen?
Niets. Ik kan me niet voorstellen nog opnieuw in Knesselare te komen wonen. Dat heeft niet zozeer met een gebrek aan aantrekkingskracht van Knesselare te maken maar eerder met de vele nieuwe relaties die wij hier in Vlaams-Brabant hebben uitgebouwd. Maar terugkeren?… Ik heb zelden heimwee.
Wat heeft uw huidige woonplaats dat Knesselare niet heeft?
Het is opvallend hoe weinig woonplaatsen van elkaar verschillen. Het verschil komt altijd neer op de mate waarin de gemeente beschikt over een actief verenigingsleven. Mijn dorp ligt centraal in het land, dichtbij Brussel en Antwerpen en dat biedt uiteraard een aantal kansen, maar ook heel wat bedreigingen ( veel nieuwe inwijkelingen, de problematiek van de nachtvluchten, de luchtverontreiniging etc…)
Is er één Knesselarenaar die voor jou – bij wijze van spreken – een standbeeld verdient?
Moeilijke vraag. Een standbeeld voor 1 persoon houdt immers verschillende risico’s in : polarisatie, irrelevantie na verloop van tijd etc… Ik zou een monumentje plaatsen voor alle inwoners die zich belangeloos en vrijwillig inzetten. Niet de politici, maar de burgers maken het verschil.
Wat vind je mooi aan Knesselare?
Neem me niet kwalijk, maar ik denk bij die vraag vooral aan ‘hoe lelijk’ en ‘weinig verkeersluw’ het centrum van de Gemeente nog altijd is. Het Drongengoed is en blijft een parel.

Dominique op een hier al eerder gepubliceerde foto, begin de jaren 1980. Mee met de redactie van Uilenspiegel bij een net-niet-overname van het gemeentehuis
Spreek je nog een mondje Knesselaars?
Jawel, als ik ter plekke ben of met mensen van de streek in contact kom… Wat me steeds heeft geïntrigeerd is hoe een dialect nog steeds kan standhouden in een ‘geconnecteerde’ wereld. Let maar eens op de verschillen die er toch blijven tussen de dialecten van Oedelem/Sint Joris, Kleit/Maldegem , Ursel, Aalter.
Op heel vroege leeftijd al werd ik geconfronteerd met al die verscheidenheid: op school in Gent en Deinze, aan de universiteit in Kortrijk en Leuven, later in Antwerpen en Brussel etc … Binnen ons gezin wordt een soort AN gesproken als compromis tussen Knesselaars, Waregems en Vlaams-Brabants. Onze kinderen spreken een ander dialect dan de ouders. En de partners van onze kinderen zorgen ervoor dat we het AN moeten inruilen voor Engels/Frans.
Even tussendoor: wat is voor u het mooiste Knesselaarse dialectwoord?
Verdestelweeren (kapotmaken)
Je woont een eind weg… Is er iemand in je vriendenkring die Knesselare kent?
Niet meteen. Behalve misschien dat de gemeente nu gaat fuseren met Aalter. De bekendheid van Pieter De Crem zorgt er wellicht voor dat dit iets meer onder de aandacht kwam dan de fusieplannen van andere gemeenten.
Zijn er gelegenheden/gebeurtenissen waarbij je kost wat kost in Knesselare aanwezig wenst te zijn?
Wat ons naar Knesselare brengt zijn familie en vrienden.
Wat vond je van de fusie van je geboortedorp?
Ik maakte me vooral ongerust over het gebrek aan overleg met en engagement van, de bevolking. Uiteraard begrijpt iedereen dat er goede redenen zijn om samen te werken. De juridisering van het maatschappelijk bestel, de bedreiging van de veiligheid , etc… nopen gemeenten tot bijkomende investeringen in bepaalde middelen en competenties. Een ‘economy of scale’ is hierbij zeker aan de orde. Of een fusie daarop het gepaste antwoord is, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Een oplossing zou kunnen zijn om zoals bij de bevoegdheidsverdeling tussen Gemeenschappen en Gewesten ook hier de gemeenten – of liever de diverse dorpen – socioculturele bevoegdheden en verantwoordelijkheden te geven en zeer actief te betrekken bij het beleid.
De fusiegemeente kreeg de naam Aalter. Een goede keuze?
Ik vind dit een gemiste kans om de nieuwe entiteit een nieuwe identiteit te geven en de oorspronkelijke dorpen een gevoel van gelijkwaardigheid te geven.