Hoe het hier begon (en eindigde)

 

Veel hebben we er niet van gemerkt, op Nieuwjaarsdag, maar er werden in Knesselare nogal wat bladzijden omgeslagen. Die van bijna duizend jaar geschiedenis bij voorbeeld. Een korte terugblik. Om te weten vanwaar we komen. En een prentenbakje van onze fotograaf waaraan Knesselare toch even moet wennen.

Prentkaart Eric Van Hulle

De plaatsnaam Knesselare is al terug te vinden in bronnen uit de jaren 1100. Een akte van 1083 vermeldt een zekere ridder Joannes van Knesselaere als getuige van een schenking. Dat is de oudste bron. In een oude lijst van kruisvaarders is Jan (Josseranum) Van Knesselare genoteerd als deelnemer aan de eerste kruistocht onder Godfried van Bouillon (1096). Hij keerde terug in 1099.

Archeologische opgravingen leren ons dat er hier al veel langer wat volk rondliep, of hier verspreid woonde. De eerste eigenlijke nederzetting – ter hoogte van het Prinsengoed en langs de beek aldaar – zou dateren uit de Frankische tijd. In bewaard gebleven rekeningen is sprake van vaklui die er werkten aan het herstel van de husinghen en de houten kapel. De grond was en bleef eigendom van de graven van Vlaanderen, maar was in bruikleen gegeven aan de heren van Knesselare, later aan pachters.

De rest van het grondgebied van Knesselare behoorde zo goed als volledig tot het Land van de Woestijne, met als oud hof (foncier) het Woestijnegoed, nabij de Hoge Kale of de Durme (later kanaal Gent-Brugge). Van hieruit werd een ruime omgeving ontgonnen. Dat werd een van de grote ontginningshoeven in de buurt (Wulfsberghe, Papinglo, e.a.).

Nieuwkomers die mekaar opzochten hebben zich niet aan de rand van het Prinsengoed gevestigd, maar een kilometer verderop (oostwaarts), op de zogenaamde Schuerdries (tussen Veldstraat, Kloosterstraat en Klissestraat). Daar lag de grond hoger, terwijl het Prinsengoed bij slecht weer al eens onder water liep. De dorpel van de huidige kerk ligt op 18,5 meter boven de zeespiegel. In de onmiddellijke nabijheid situeert zich de bron van de Berdelenbuisbeek.

Kerk

Het is op de hoek van die dorpsdries dat de mensen van Knesselare uiteindelijk hun kerk hebben gebouwd. De parochie Knesselare stond hiermee op de kaart. De zoveelste in een toen nog altijd afgelegen, woest en bebost Vlaanderen.

Het eerste geschreven bewijs van het bestaan van een christelijke gemeenschap in Knesselare dateert van 1171. De paus bevestigde in 1190 de schenking van het altaar aan het kapittel van de kathedraal van Doornik. Toen werden onder meer de parochies Knesselare, Ursel, Hansbeke en Ertvelde gesticht en afgebakend. Knesselare werd toegewijd aan Sint-Willibordus, Ursel aan Sint-Medardus.

Eerste kerk van Knesselare

De eerste en oudste kerk van Knesselare werd vermoedelijk begin de jaren 1200 gebouwd. Van die kerk zijn nog wat rudimentaire afbeeldingen bewaard. Voldoende om te weten dat het om een romaans, driebeukig kerkje ging. Zie de schets hiernaast (*)

Tijdens de Beeldenstorm en de godsdienstoorlogen in de Spaanse Tijd (1566 en volgende) ging het er hier stevig aan toe. De pastoors van Oostwinkel en Ursel werden terechtgesteld, die van Knesselare had meer geluk. De kerk werd in die jaren wel “geruïneerd en afgebrand”, de streek ontvolkte.

“De inwoners van Knesselare zijn ruw en er heerst grote onenigheid onder de voornaamste inwoners”,  noteert de auteur Michel Cloet in zijn werk Het Kerkelijk leven in een landelijke dekenij van Vlaanderen tijdens de 17de eeuw (1968). Inwoners van Knesselare gingen toen naar Aardenburg naar de kerk.

 

Kaart Horenbault 1915. Knesselaarse kerk zonder (vernielde) toren

Pas vanaf de jaren 1600 werd de kerk beetje bij beetje hersteld, zo leren we uit bezoeken van de Gentse bisschop. In 1631 zijn er alweer 600 inwoners.

Dat aantal zal groeien. Knesselare “herpakte” zich vanaf ca 1720 (813 inwoners). Op zeventig jaar tijd verdriedubbelde de bevolking (verbetering landbouw + bloei huisnijverheid, weven en spinnen). In 1800 zijn ze hier met 2597.

De tweede kerk kwam er in 1790-1792. Het ging meer om een verbouwing en uitbreiding. Sinds dezelfde (Franse) tijd spreken we van ‘gemeenten’. Voordien vooral van parochies en heerlijkheden.

In 1885 wordt ook de tweede kerk gesloopt en uiteindelijk vervangen door de huidige kerk, de derde (en wellicht de laatste).

Knesselare groeit door tot een gemeente van ca. 5.000 inwoners halfweg de vorige eeuw.  De fusie met Ursel zorgde een halve eeuw lang voor een evidente toename van het aantal inwoners, tot meer dan 8.000. De fusie met Aalter trekt (1/1/2019) trekt daar dan weer een streep door.

We zijn weer een dorp, bestuurd door andere buren en besturen. Als er nu nog wordt geteld en gemeten (geboorten, huwelijken, overlijdens), zal het in Aalter en “in het Aalters” zijn.

(bronnen: artikels van L.M. Goegebuer, Roger Moelaert en Willy Stevens)

Deze slideshow vereist JavaScript.