Toen het in het Drongengoed nog pikdonker was… Luc De Coninck, een lezer van Knesselaars Nieuws van over de grenzen, stuurde ons einde 2017 een tekstje over het Drongengoed. Nu we hem eerder vandaag aan het woord lieten in de reeks ‘Hoe zou ’t zijn met…’, publiceren we ook graag dat relaas over duur toneel van Plaatsenaars, en de slimme omweg van zijn vader.

Het Drongengoed, toen nog zonder elektriciteit, werd het decor voor een opvoering van Reinaard de Vos, die maar enkele minuten duurde…
Het moet in de zomer van 1965 geweest zijn. Ik was vijf jaar en woonde met mijn twee broers, mijn klein zusje en mijn ouders in de Westvoordestraat in Knesselare. Mijn oudste broer die reeds lager onderwijs volgde in de gemeenteschool, had van de meester vernomen dat de Knesselaarse rederijkers tijdens de zomervakantie een toneel zouden opvoeren in het Drongengoed met als titel: Reinaard de vos. Het Drongengoed zou voor deze gelegenheid ook voorzien worden van feeërieke verlichting. De elektriciteitsmaatschappij Ebes, moest daarvoor een speciale kabel voorzien want de Drongengoedhoeve werd maar eind de jaren zestig voorzien van elektriciteit.
“Wij bleven maar zeuren bij ons vader, om ons toch maar mee te nemen naar de geplande toneelopvoering in open lucht. Vader had niet veel tijd en had wel wat anders te doen dan naar toneeltjes te gaan kijken. Na lang aandringen gaf hij toch toe op één voorwaarde: “We gaan geen toegangsgeld betalen aan die Plaatsenaars”.
Het was voor mijn vader, een rasechte Westvoordenaar, niet zozeer om die paar frankskes entreegeld te doen, maar om het principe. Hij beschouwde het Drongengoed als zijn privédomein en wou dan ook niet betalen om daar naar een toneel te gaan kijken.
Daarbij waren de meeste rederijkers Plaatsenaars (inwoners van de dorp) en in zijn jonge tijd klikte het niet bijzonder goed tussen de inwoners van de dorpskern en die van de buitenwijken. Een Plaatsenaar die een lief kwam zoeken op Westvoordekermis, werd in veel gevallen niet hartelijk ontvangen. Er kwam meestal een messengevecht aan te pas voor hij werd toegelaten. Westvoorde werd niet voor niets Mesvoorde genoemd.
De rederijkers hadden aan beide toegangspoorten iemand voorzien om toegangskaarten te verkopen. Omdat het Drongengoed volledig omwald was kon men er via geen enkele andere weg binnenkomen. Dat was buiten de vindingrijkheid en de terreinkennis van mijn vader gerekend.
Vader wist dat er aan de achterkant van Drongengoedhoeve, een soort stenen dijk voorzien was in de omwalling, waar men te voet over kon. (wij noemden dat “het brugsken”).
Het was een zwoele avond in augustus en er hing onweer in de lucht. Mijn vader, mijn oudste broer Frans en ik, reden met de fiets langs de Drongengoedweg richting Kleit. Midden in de bossen lag er weide en daar plaatsten we onze fietsen aan de kant van de weg en staken de weide en het bos over op weg naar “het brugsken”.
We waren nog maar pas aan onze wandeling begonnen toen het begon te donderen en te bliksemen. Ik, een manneke van amper vijf jaar, was doodsbang. Ook mijn vier jaar oudere broer was, alhoewel hij het niet wou toegeven, niet op zijn gemak. Mijn vader wou van geen wijken weten en zette zijn tocht verder. Ondertussen was het donker geworden (in die tijd was er nog geen zomeruur en was het eind augustus reeds vroeg donker) en begon het ook nog hard te regenen en te waaien. Ik herinner mij dat op een bepaald moment mijn klakske wegwaaide, maar vader kon het nog net vastgrijpen. Kletsnat kwamen we aan bij het brugske, staken de omwalling over en begaven ons naar het Drongengoed.
Toen we op het Drongengoed aankwamen stelden we ons te schuilen in de schuur en moesten we spijtig genoeg vaststellen dat de toneelopvoering afgelast was wegens de weersomstandigheden. Ook van de feeërieke verlichting was niets te merken. Er was een blikseminslag geweest op de elektrische installatie en de enige verlichting die er was, kwam van Theofiel Leekens, de vader van boswachter Jerome, die op het erf rondliep met zijn stallantaarn.
Wij vonden het spijtig dat we het toneel niet gezien hadden, maar mijn vader had er heimelijk plezier in dat de rederijkers hun geplande voorstelling niet konden opvoeren.
En de jaren gaan er over heen. Mijn vader en moeder zijn reeds lang overleden en niemand van onze familie woont nog in Knesselare. Alleen als het dondert of bliksemt denk ik er soms nog aan. Waar is de tijd van “den vos Reinaerde” in het Drongengoed. Zou de feeërieke verlichting nog branden?
Luc De Coninck / 29 December 2017 / De Pinte
WILT U KNESSELAARS NIEUWS OP DE VOET VOLGEN?
DEZE BLOG VOLGEN IS MAKKELIJK. NOTEER UW E-MAILADRES IN HET PASSENDE VAKJE RECHTS NAAST OF ONDER DIT ARTIKEL EN DRUK ENTER. ZO BENT U ALTIJD METEEN MEE